Had ik geschreven dat ik het trof met het weer? Hmm… ja, eigenlijk wel: bijna alle regen is ’s nachts gevallen. Intussen heeft het deze nacht wel zo ongelofelijk geplensd, dat ik van een uur of 3 tot 7 een beetje af en aan heb geslapen. Het klapperde, het onweerde zelfs af en toe, het kwam met bakken uit de hemel. Gelukkig lag ik lekker droog! Ik had geen haast om op te staan.
Het was intussen wel een mooie test voor Tentje, en ze hield zich keurig; ik kon alle meelevende caravanbewoners geruststellen dat ze zich kranig heeft geweerd. Het ging verschrikkelijk tekeer, maar pas in de ochtend begon het vanuit de nok van de tent (links van mijn luchtbed nota bene) heel lichtjes te druppen. Toen maakte het niet heel veel meer uit; rond half negen hield de regen het voor gezien.
Dat was voor mij het signaal om te gaan ontbijten en inpakken; er was voorspeld dat het in de middag weer zou plenzen, dus ik wilde wel de vaart erin houden. Ik heb zo goed als al mijn eten opgemaakt (dat scheelde weer in gewicht!), lekker wat thee gedronken en toen op de ‘keukentafel’ mijn rugzak ingepakt. Ik heb inmiddels een heel systeem, alles heeft zo z’n vaste plek en ik hoef nauwelijks nog na te denken waar ik dingen moet laten – ideaal. Zo was ik tegen een uur of tien – wat later dan normaal, maar wel droog – klaar om weer op pad te gaan.
De camping lag aan de zuidrand van het dorp; dat heb ik verder dus links laten liggen en ik ben door de velden terug gelopen naar de route. Eerst een stukje asfalt, toen al gauw rechtsaf een onverhard pad op, tussen weides, boerderijen en akkers door.
Dit liep al gauw pal langs de grens met Duitsland, en misschien was het toeval, maar rechts van me in Nederland stonden de zwartbonte koeien, links lagen mooie bruine koeien in de Duitse wei – en die hadden hun kalfjes bij zich! Een prachtig gezicht, fijn om te zien.
De bijbehorende Duitse boerderij (Friesdonk, wat is er Duits aan?) leek op een helling te staan, maar beter kijken toonde dat ik me vergiste: het was een terp! Of liever gezegd, een pol, want we zaten hier in Gelderland, waar ze die dingen zo noemen. Schijnbaar gaven de rivieren hier vroeger grote problemen (geen verrassing!), en sommige boerderijen staan goed hoog om hier minder last van te hebben.
Over waterbeheer gesproken, in het routeboekje stond een schets van de aanpassingen die Nederland heeft gedaan aan de Waal en Rijn. Fascinerend! Zo heb ik eigenlijk nu pas ontdekt dat het Pannerdens kanaal al uit 1707 stamt, daar had ik geen idee van. Kort gezegd heb ik nu in elk geval door: de Rijn komt het land in, splitst zich in Waal en Nederrijn, en daarvandaan begint de delta pas echt. Dit stukje heb ik nu in elk geval echt onder de knie!
Flink lange, rechte asfaltwegen naar Leuth (waar geen bakkies leut te krijgen waren), daarna een heel eind onderaan een dijk, maar wel met uitzicht over een mooi natuurgebiedje, en toen weer terug Duitsland in. De slagboom van de grens versperde de weg voor auto’s, gelukkig konden voetgangers er gewoon omheen.
Om mijn verblijf in het buitenland zo lang mogelijk te rekken heb ik hier een bankje ingepikt: tijd voor pauze. Het zonnetje scheen, de enige voorbijgangers waren een paar fietsers – het hing er heerlijk.
Naast de wit-rode bordjes zag ik nu ineens een nieuwe set routepijlen: blauwe stickers met gele Sint-Jacobsschelpen erop! Ik heb geen plannen in die richting, maar kreeg hiervan wel heel veel zin om nog een heel eind door te lopen. Helemaal geen zin om te stoppen!
De beide sets pijlen wezen me dezelfde kant uit: naar Zyfflich, een dorp waar inmiddels 25% van de bevolking Nederlands is. Dat dat niet overal evenzeer gewaardeerd wordt viel wel af te leiden uit vlagvertoon bij de huizen: ‘hang jij jouw Nederlandse vlag buiten, dan hang ik mijn Duitse vlag hoger’. Een dorpskern met aanplakbord over het belang van het ‘ verenigingsleven in de dorpsgemeenschap’ deed me vrezen dat mijn landgenoten vooral op eigen land gericht zijn.
De kerk hier in het dorp was helaas dicht, want ik had hem graag van binnen gezien. Oorspronkelijk stamt hij uit de 11e eeuw (gebouwd in opdracht van Balderik en Adela, van de motte Mergelp), en hij heeft het tot de Tweede Wereldoorlog volgehouden; toen ernstig beschadigd, maar gerestaureerd – ik had graag een bezoekje gebracht.
Dat ging echter niet; op naar het zuiden dus, waar de volgende stuwwal zich al vertoonde. Eerst mocht ik nog over een leuk Duits eilandje met struiken met heerlijk rijpe bramen; ik ben hier nog bijna in het water getuimeld toen ik wat al te hebberig greep naar roepende donkere vruchten, maar kon mezelf nog net achterover gooien om op het droge te blijven. Ze waren het avontuur waard, verrukkelijke (schone!) bramen.
Het eilandje weer af, langs een grenspaal, en eigenlijk meteen de Duitvelsberg op: leuk! Weer zo langzaam mogelijk lopen, het ging soepeltjes, en eenmaal boven werd ik begroet met ‘Grüss Gott’ met vet Nederlands accent. Daarop is natuurlijk het enig mogelijke antwoord ‘Servus’ (ik wist niet of ‘Berg heil’ gewaardeerd zou worden), en toen door naar de motte, de echte top. Nog net niet m’n nek gebroken over de ‘duivelse’ duivelssteen die daar in de grond ligt, en daarna maar verder gegaan, op naar het zuiden.
Vrijwel de hele route naar Groesbeek liep nu over onverharde paden, soms door bos, soms langs bos met uitzicht over heuvelige velden. Voor het eerst deze reis, met uitzondering van het beboste Montferland, vond ik de heuvels echt hun naam waard. Het was een prachtig gezicht, alle kruisende lijnen van elkaar opvolgende heuvels, met koeien (en kalfjes) die daar rustig liepen te grazen. Een fijne pauze op een bankje met mooi uitzicht in het zonnetje, daarna door voor het laatste stukje. Dat laatste stukje tussen de Canadese Erebegraafplaats en Groesbeek zelf is misschien wel mijn favoriete pad: heerlijk over de hellingen, een prachtig smal pad met hoog gras en weides aan weerszijden – ik heb nog even genoten.
Waar ik dacht dat ik nu wel klaar was stond me nog een kleine verrassing te wachten in de kerk van Groesbeek; er stond een bord buiten dat de kerk open was, en dat laat ik me geen twee keer zeggen! Er bleek een tentoonstelling te worden gehouden van geborduurde ikonen, begeleid door een dwarsfluitiste boven op het koor. Ik heb een tijdje zitten geniet van de muziek (en de koelte), daarna wat rondgekeken naar de ikonen. Ze waren mooi, maar helaas had de maakster twee vriendinnen getroffen en stonden ze uitgebreid, op zeer luide toon, bij te praten, wat de sfeer niet bepaald ten goede kwam.
Weer verder dus, nog maar een klein stukje, en ik stond ineens bij de bushalte. Vreemd! Nu met bus en trein terug naar Brummen, waar de auto trouw op me stond te wachten, en daarna terug naar huis. Ik heb het heerlijk gehad, nog een dag of acht naar Maastricht, en als het even lukt wil ik dat graag dit jaar nog gaan doen. Dit trekken is me uitstekend bevallen!
Geschreven door Polderplodder