Dag 9: Soesterberg - Leersum

Nederland, Soesterberg

What a difference the sun makes! En een beter humeur, en meer open stukken, en minder groepjes en mountainbikers… maar toch: alles lijkt beter met de zon erbij.

Vanmorgen vroeg naar Soesterberg gereden (5 kwartier, het wordt een heel eind!), daar in een zijstraatje de auto geparkeerd en op pad gesprongen. Zin in!

Even voor me liep iemand met een rode jas die er ook aardig de vaart in had. Ik volgde, langs allemaal militaire gebouwen het dorp uit, de A28 over, en was de rode jas kwijt. De pijlen wezen naar rechts, ik ben door een poort gekropen en door blubber en over takken geklauterd tot het niet te ontkennen was: ik zat fout. Terug naar de poort, en ja, vijf meter verderop liep een prima pad, met daarop iemand met een rode jas. Een fraai begin van de dag!

De route ging meteen het bos in: brede bospaden waar ook auto’s overheen konden, veel naaldbomen gemengd met wat beuken en eiken, maar wel met veel licht door de kruinen. Het zonnetje scheen z’n maartse stralen in een strakblauwe hemel, het was net boven nul, weinig wind – het voelde nog meer als winter, maar wel een heerlijke winterdag. Het bosgebied waar ik doorheen liep was van Staatsbosbeheer, en terugdenkend was dat toen al te zien. Ze hadden een vreemde donkere kring in het midden, maar die bleef niet altijd gelijk met de jaarringen. Is het hout meteen behandeld, en waarvoor dan?

Deze eerste lange weg was twee kilometer lang, steeds rechtdoor. Het werd een beetje gebroken door wat open plekken her en der, een strook heide, het ging nog heel licht omhoog, en zo liep het toch wel aardig. Roodjas liep nog steeds een eindje voor me, maar maakte minder foto’s en verdween zo langzaam uit beeld.

Uiteindelijk redelijk onverwacht kwam ik bij een ander heideveldje met daaraan een huis, ‘het Witte Huis’, en mag ik zeggen dat het wel een anticlimax was? Het had op de kaart mijn nieuwsgierigheid gewekt, in werkelijkheid bleek het een aardig huis in het bos, dat, inderdaad, wit van kleur was. Soit, het lag er mooi, en vorige keer had ik toch lopen mopperen dat ik langs alleen maar dure huizen kwam? Het is ook nooit goed, of het deugt niet!

Nu ging het linksaf, en het werd nu ook zichtbaar dat het omhoog ging. Van 16,0 naar 31,6 meter, over een afstand van ruim een kilometer: poeh! In plaats van nog meer meters over de beukenomzoomde brede laan besloot ik door te steken en een smaller pad te nemen. Veel kerstboomplantages hier, maar ook leuk wat afwisseling erin te hebben.

Over deze paadjes kwam ik bij een heideveld op een heuvel, met op de top een bankje. Tijd voor pauze! Een kopje warm water, boterham erbij en wat nootjes te snaaien – heerlijk ontspannen.

Ik had besloten door te steken en zo de piramide van Austerlitz af te snijden. Je mag er ivm corona niet op, ik houd toch al niet van al te zichtbaar toerisme – ik ben afgeslagen. Heb toen meteen weer anders gelopen dan mijn plan, maar wat maakt het uit, ik liep heerlijk. Sowieso was de route-aanduiding niet optimaal vandaag en heb ik regelmatig bordjes gemist. Het was heerlijk dat ik me hier niet druk om maakte en gewoon dan wat anders heb gekozen; toch een soort gewenning, denk ik.

Op weg naar het dorp Austerlitz nu, eerst de provinciale weg over en toen weer echt in recreatiegebied. Er stonden anders dan de geijkte kabouters van het Kabouterpad nu eens andere wezens: Napoleontische soldaten die de weg wezen! Zo 1-2-3 kan ik niet vinden wat dit voor wandeling is.

Wel leuk om even met de neus op de feiten gedrukt te worden over de geschiedenis van dit dorp. Ik leerde dat het is ontstaan toen in 1804 hier een legerkamp van de Fransen was opgericht – het mooiste en beste legerkamp van Europa. Het werd opgericht door Hoe-heet-hij-ook-alweer de Marmont die van Napoleon opdracht had zich hier in Utrecht voor te bereiden om een aanval van de Engelsen af te slaan. De Nederlanders die zich meldden voor dienst bleken echter nog niet veel te kunnen, en konden hier mooi oefenen. In het kamp was al van alles voorzien: smederijen, bakkerijen, kleermakers en al, maar natuurlijk trok het ook veel mensen uit de omgeving aan. Toen het kamp werd opgeheven stond er inmiddels een dorpje dat zijn enige bron van inkomsten zag verdampen; het werd straatarm met hoofdzakelijk plaggenhutten. Inmiddels (na import van rijke Amsterdammers?) is het zoals zoveel dorpen hier op de Heuvelrug peperduur vol vrijstaande villa’s.

Het stuk van Austerlitz naar Maarn was een van mijn favoriete tot nu toe. Een prachtig bos met veel slingerpaden, mooie ondergroei her en der, fijn afwisselend. Ik heb ontdekt dat de deprimerende velden varens bij Baarn waarschijnlijk adelaarsvarens waren: die komen voort uit wortelstokken en kunnen enorme oppervlakten beslaan. Hier stonden vooral wintergroene varens, zoals de bekende smalle stekelvaren. Ik heb me eens in deze plantensoort verdiept, ze zijn fascinerend!

Ik wist al wel dat ze enorm oud zijn, had het zelf op het Trias, maar ze blijken nog ouder: de eerste varenachtigen verschijnen al in het Devoon, rond 390 miljoen jaar geleden! In het Trias kwamen de soorten die lijken op wat we nu hebben, en in het late Krijt was de grote varenexplosie en ontstonden veel van de huidige soorten.

Ik heb ontdekt dat de meeste varens groeien vanuit wortelstokken in plaats van wortels. Die wortelstok kan kort, dik en verticaal opstaand zijn, waarbij de bladen vaak in bundels bij elkaar staan, of dun en kruipend, wat leidt tot verspreid staande bladen.

We zaten nu in een deel van de Heuvelrug waar veel landgoederen staan; aan de ene kant leidde dat tot een wat drukkere omgeving, aan de andere kant was het her en der prachtig afwisselend bos. Wat meer open plekken, soms een blik op een landhuis, en dan weer hoofdzakelijk bos. Ik ontdekte dat 40% van het Nationale Park eigendom is van particulieren – best veel, als ik dat vergelijk met bijvoorbeeld de duinen!

Kort voor Maarn, na de zoveelste verloping, kwam ik op heideveld genaamd Peppelenk. Wat een heerlijk plekje! Het is een open gebied, deels heide, deels zandverstuiving deels ook wat plukjes bomen, en ondanks veel hondenwandelaars liep het er heerlijk. Na wat zwerven (er waren zoveel paadjes dat ik gewoon mijn gang kon gaan) kwam ik op een fijn plekje onder een grote eik en ben ik pauze gaan nemen. Kopje thee gemaakt in de thermoskan, gedroogde vijgen en rozijnen maakten een heerlijke lunch. Ik had nog veel brood liggen maar had geen trek – een bekend probleem.

Ik zat een eindje van het pad af en het was heerlijk naar de langskomers te kijken waar ik verder niets mee te maken had. Even een berichtje naar huis, en weer op pad.

Vlak voor het dorp zag ik blauwe bloemetjes bloeien. Het wordt echt lente! Wat zoekwerk op internet leerde me dat dit scilla lucianiae is, middelste sneeuwroem. Een stinzenplant, dus ooit geïmporteerd voor tuinen en toen verwilderd. Ik realiseerde me later pas dat hij ook bij Groet en Schoorl bloeit, en daarom bekend voelt, terwijl hij eigenlijk best zeldzaam is.

Maarn zelf was ook weer belachelijk duur, met grotendeels straten zonder stoepen. Waar zijn die ook voor nodig, als je toch alles met de auto doet?? Toch deed het weinig met mijn humeur, ik liep prima en was alleen maar blij het dorp weer uit te lopen. Mevrouw Roodjas had ik net het station van Maarn op zien lopen; later zou ik ontdekken dat het D. was geweest uit de Trekvogelpad-facebookgroep, maar desondanks ben ik blij dat ik haar niet heb aangesproken. Alleen lopen was weer heerlijk.

Na Maarn kwam weer een stuk bos waar ik weinig herinneringen aan heb. Eigenlijk was al het bos mooi vandaag, het loopt in mijn herinnering nogal in elkaar over zodat ik nu weinig specifieks meer te melden heb. Na een kilometer of wat kwam ik bij Chalet Helenaheuvel en werd het ineens weer druk, dat was na een tien minuutjes ook meteen weer weg. Het leuke van die toeristentrekkers is dat andere delen van het gebied lekker rustig blijven!

Terugkijkend op de kaart met hoogtelijnen valt me op dat de route niet over, maar om de hogere delen heen slingerde. Er was heel licht reliëf, maar ik heb de hele dag maar één keer gemerkt dat mijn ademhalingsfrequentie omhoog ging. Een beetje jammer; de route lijkt toch vooral berekend op mensen die graag wat gemakkelijker lopen. Toch is het leuk overal een kijkje te nemen – wie weet ga ik nog een keer terug.

Het ging nu rustig naar Doorn, en eenmaal in Doorn gauw naar wat het centrum leek, maar pas het begin bleek. Een bushalte voor meerdere bussen, een echte winkelstraat – dit is geen gehuchtje. Even van de weg af stond de Maartenskerk, een mooie kerk, waar je niet direct aan afziet dat hij al uit 1180 stamt. Hij deed me wat aan de Dominicus in Leeuwarden denken – wat natuurlijk meer zegt over de bouwstijl van die laatste kerk dan over de Maartenskerk zelf.

Via wat slingerpaadjes ging het het dorp weer uit, maar niet natuurlijk zonder blik op ‘huis Doorn’ van voormalig keizer Wilhelm II. Hij had het gekocht omdat het zo’n fijn grote tuin met veel te hakken hout had, maar met de papperazzi van nu zou het niet meer voldoende zijn. Helaas is het museum dicht; gelukkig had ik ook zo nog wel een goede blik op de mooie tuin en het huis.

Daarna ging het echter snel verder naar het zuiden, en dit was wel speciaal – we verlieten ineens de Heuvelrug en gingen het rivierengebied in, vlak ten noorden van de Rijn. Het Trekvogelpadboekje vertelt de geschiedenis van de grond hier:

“De klei is hier neergelegd door de Kromme Rijn in de tijd dat dit nog de hoofdstroom van de Rijn was. Omdat de kom slecht afwaterde, heeft zich op de klei veen gevormd. De Kromme Rijn werd in 1122 bij Wijk bij Duurstede afgedamd en degradeerde tot een smal stroompje. De bevolking nam het gebied op de schop. De 14 kilometer lange Langbroekerwetering is in 1240 gegraven. Haaks op de wetering werden sloten gegraven, zodat langgerekte percelen ontstonden; langs de wetering werden boerderijen geplaatst.”

Heel interessant! Deze voorgeschiedenis met lange percelen is nog duidelijk te zien in het landschap: het rechthoekige patroon van wegen en sloten botst heel opvallend met de slingerpaadjes op de heuvels. Dat contrast tussen heuvels en klei was trouwens ook mooi om te zien! Ik liep in zo goed als vlak landschap, erg lijkend op de polders met hooguit wat meer bosjes, en als ik naar links keek zag ik daar relatief dichtbij de donker beboste heuvels omhoog steken.

Ook die bosjes zijn interessant: deze klompjes essenhakhout schijnen kenmerkend te zijn voor dit Kromme Rijngebied. Vanaf de 18e eeuw zijn ze aangeplant omdat deze boom zo snel weer aangroeit als hij wordt gesnoeid;na een paar jaar zijn nieuwe uitlopers alweer geschikt voor het maken van gereedschapsstelen, bonenstaken of als brandhout. In de loop der jaren zijn zo enorme stronken ontstaan die mini-ecosysteempjes vormen waar heel specifieke zeldzame mossen groeien, en bijzondere vogels leven.

Mede dankzij die bosjes liep het prima hier; soms zich op open weiden, soms links of rechts een blik het bosje in – het was heerlijk afwisselend. Ergens langs de Rhodensteijnselaan hoorde ik nog een bijzonder geluid dat ik toch meteen herkende: een raaf! Hij was niet te zien, maar viel goed op met zijn diepe krauw. Superleuk!

Daarna ging het over de ellenlange Langbroekerwetering naar het oosten, langs een aantal soms eeuwen oude adellijke woonsteden. Zo is er de 13e-eeuwse woontoren van kasteel Lunenburg, die in privébezit is en alleen van een afstandje kan worden bekeken, en Walenburg, een donjon uit de 14e eeuw. Daartegenover (letterlijk) staat een landhuis uit de 19e eeuw, als bewijs dat dit gebied eeuwenlang populair is geweest bij de Utrechtse adel.

Ook erg leuk om te zien waren trouwens gewoon de normale boerderijen langs de wetering. Het Gooise type was in het noorden achtergebleven, hier stonden consequent langhuizen met zo’n afgeplatte punt aan de voorkant, een wolfsdak. Ik heb geprobeerd wat te lezen over typisch Utrechtse boerderijtypen, maar die schijnen niet echt te bestaan: ze trekken allemaal naar de types van de aangrenzende provincies. In de theorie lees ik dat er hier langs de rivieren veel dwarshuizen zouden moeten zijn, maar daar heb ik er niet een van kunnen vinden. Zou het hier nog wat te arm zijn geweest voor die ontwikkeling, zodat die pas verder naar het westen plaatsvond?

Na al die studie van menselijke bouwwerken kwam er ineens een plaatje om me echt op te vrolijken: twee varkens die heerlijk in de modder lagen te spelen. Ze zullen wel op iemands bordje eindigen, maar voor nu zagen ze eruit als het toppunt van ontspanning. Op de achtergrond prachtige wilgen, die van geel naar knaloranje uitliepen, zodat het leek alsof er een heel gecontroleerd brandje woedde. Dáár dan weer boven trouwens nog een donkergrijze lucht waar de zon doorheen brak – het was een kleurrijk geheel.

Na wat geslinger begon ik Leersum te naderen. Eerst nog even een foto van 30,30 kilometer voor mijn Duivelse Double Digits uitdaging, een leuk kletspraatje met de trotse bewoonster van “Dert Hese” (een oude naam voor Darthuizen) en toen via het terrein van kasteel Broekhuizen van de route af naar de bushalte. Het was nog een kilometer, maar over mooi terrein was dat geen straf, zelfs al begon het nog even heel lichtjes te miezeren!

Een enorm fijne buschauffeur heeft goed met me meegedacht en er een sport van gemaakt me veel sneller dan met het advies van 9292 van Leersum terug naar Soesterberg te krijgen; toen nog een ritje terug naar huis en lekker bijkomen van een fijne dag. Volgend keer door naar Wageningen, het gaat hard!

Geschreven door

Geen reacties bij dit reisverslag

 

Over deze reis
Aantal reisverslagen:
GPS afstand deze dag:
GPS afstand totaal:
Aantal foto's:
Laatste verslag:
Reisduur:
Reisperiode:

Of schrijf je reisverhalen via de app

Met de Pindat App kun je offline reisverhalen schrijven en foto's toevoegen. Zodra je weer internet hebt kun je jouw verslagen uploaden. Ook via de app plaats je gratis onbeperkt foto's.



Klik op 1 van onderstaande knoppen om de app te installeren.