Dag 3: De Rijp - Haaldersbroek

Nederland, De Rijp

De vakantie is voorbij, de dagelijkse hectiek is weer begonnen, dus er is weer ruimte voor een wandeling: dag 3 van het Trekvogelpad. Ik ben naar De Rijp gereden, auto op het Wollandje, en lekker op pad. Dat bleek echter al snel een valse start: ik zag L.E. vertrekken en heb E. aangesproken en even een praatje gemaakt. Daarna wat door De Rijp gezworven, het blijft een prachtig dorp.

Er liepen aardig wat toeristen rond en ik verwachtte wel wat mede-trekvogelaars, maar al op de Tuingracht werd het stil. De oostelijke brug over die gracht werd verbouwd en stond vol machines; een kleine klauterpartij bracht me toch aan de overkant, al vonden de werkmannen dat geloof ik niet zo leuk. Het Oosteinde af, de brug over, en ik zat op de Westdijk, op echt nieuw terrein. Op naar het zuiden!

Helaas was het wel vrij druk op deze smalle weg: veel fietsers, en ook regelmatig auto’s en trekkers. De berm was gelukkig bedekt met grint, maar echt prettig liep het niet. Toen de weg na een tijdje de polder indook ben ik dan boven op de kruin van de dijk gebleven, in het gras; dit liep veel rustiger, en met beter uitzicht op de polders. Links van me lagen in de diepte de prachtige boerderijen van de Beemster, vaak verscholen achter zomers-groene bomen.

Dit dijklopen had wel tot gevolg dat ik bij de doorsteek onder de N244 door inmiddels zo’n 3 tot 4 meter boven het wegdek liep – en goed gebukt door een ruimte van maximaal 1,50 hoog moest lopen. Ik heb met mijn hoofd ook meteen maar een paar spinnenwebben opgeruimd.

Voor mijn gevoel was deze weg eindeloos, maar ineens zag ik in de verte een heuvel opduiken in het vlakke polderland: dat moest fort Spijkerboor zijn! Gebouwd in 1889 als onderdeel van de stelling van Amsterdam, herbouwd in 1911, in WOI in gebruik geweest; in 1922 is het opgegaan in de Vesting Holland, en pas in 1963 is de militaire status opgeheven. Nu is het in beheer bij Natuurmonumenten, en het schijnt dat de forten kleine maar heel interessante ecologische eilandjes vormen.

Het was nu niet ver meer naar Spijkerboor zelf, dat trouwens zo heet omdat de wateren waaraan het ligt een spijkerboor vormen: een oud stuk gereedschap dat ooit werd gebruikt om gaten voor te boren voor zware, handgesmede spijkers.

Het pontje Jan Hop bracht me voor 80 cent naar de overkant, waar ik mijn weg vervolgde over de dijk van het Wormer- en Jisperveld. Rechts de Knollendammervaart, aan de overkant daarvan de Starnmeer. Weer liep de weg onderaan de dijk en koos ik voor het pad door het gras; het was wel opletten geblazen om goede passen te kunnen maken tussen distels en hompen klei, maar het liep beter dan tussen de auto’s onderaan de dijk. Bij het Rustpunt van boerderij “Vrede ’t Best” heb ik even pauze genomen en hun verfrissingsautomaten bewonderd. Een enorme keus aan dranken en versnaperingen, maar het mooiste vond ik hun rauwemelkmachine: neem je eigen fles mee of koop er eentje, en tap voor een euro een litertje rauwe melk. Het was jammer dat het nooit lang genoeg goed was gebleven – en sowieso teveel gesjouw was.

Zoals de zaken ervoor stonden moest ik het dus doen met water; ook prima, zeker met het vrolijk tokkende gezelschap van mevrouw Kip. Daarna weer terug de dijk op (dwaars door brandnetels en distels) en door naar Oostknollendam. Ergens langs de dijk had iemand nog een zelfgetimmerd militair wachthuisje met kanon neergezet, genaamd “de vuulijn”. Het kanon stond schots en scheef met de loop schuin de lucht in; zou men een aanval van migrerende vogels verwachten, of mogen we dankbaar zijn dat de Belgen nooit hebben aangevallen?

Oostknollendam leek een heerlijk kalm en rustig dorpje; het belangrijkste bericht leek het feit dat zondag de finale wordt gespeeld tussen Knollendam 1 en Graftdijk 1. Het wordt vast een spannende wedstrijd, maar ik gun dit mooie dorpje de winst.

Hier zag ik voor het eerst twee mannen met een bekend wit-rood boekje, die ik vandaag nog vaker zou treffen. We groetten elkaar vriendelijk en ik liep door, naar één van de twee begraafplaatsen in privébezit die Nederland rijk is. Een prachtig plekje, omringd door polder; het lijkt me hier uitstekend rusten na een leven hier in de regio.

Ik rustte echter niet, maar sloep linksaf voor een rondje Schaalsmeerpolder over fijne graspaden, met prachtig zicht op het Wormer- en Jisperveld. Dit schijnt het grootste aaneengesloten veenweidegebied van Europa te zijn; het is een prachtig landschap, met nog veel meer waterloopjes dan de Eilandspolder. Er vloog van alles rond, er was nog veel meer te horen (jammer dat ik zo slecht ben in vogelgeluiden!) en ook de flora werd ineens veel boeiender dan wat ik op de ringdijk had gezien. Ik heb de app “flora incognita” in gebruik genomen om onbekende soorten te laten determineren – een geweldig systeem! Op deze manier heb ik de namen geleerd van bijvoorbeeld watermunt, zwanenbloem en grote egelskop.

Aan de zuidkant van de Schaalsmeer trof ik een vogelfotograaf; we hebben even uitgewisseld wat we zoal hadden gespot: kieviten, scholeksters, een paar grutto’s. Hij natuurlijk daarnaast nog veel meer, maar ik heb dan weer de succesvolle jacht van felis silvestris cattus mogen aanschouwen. Even kwam ik weer bij het water, dat nu de Zaan was en zich aankondigde met een paar enorme fabrieken. Het ging gelukkig weer snel, na een brug en sluis die net bediend werden, linksaf de natuur in: ten zuiden van “De Poel” over een wandelpaadje met rechts Wormer en links zicht op het meer. Er liepen veel hondenwandelaars, maar iedereen had een goede bui en het liep heerlijk ontspannen.

De twee mannen die ik in Oostknollendam voor het eerst was gepasseerd hadden een ander ritme dan ik. Ik liep sneller, maar nam meer foto- en leespauzes, zodat we elkaar inmiddels een keer of vijf waren gepasseerd toen ze me vroegen of ik misschien met ze mee wilde lopen. Nee hoor, hartelijk bedankt, maar ik vind het heerlijk zo in mijn uppie.

Het was wel overduidelijk dat we Zaandam naderden: waar ik eerst de gebruikelijke geuren van natuur en boerenland had geroken, hooguit vermengd met een dot uitlaatgas hier of daar, wandelde ik nu in een allesoverheersende cacaolucht. Misschien vijf minuten lekker, maar ik kan me niet voorstellen dat je daar met plezier woont.

Na een poosje liep het paadje langs het meer rechtsaf en ging de route de Dorpsstraat in. Een opvallende verschijning stond daar te pronken: de Beschuittoren, leerde ik van een bordje. Later heb ik er meer over gelezen: Wormer leefde in de 16e en 17e eeuw van de productie van tweeback – scheepsbeschuit – voor de VOC en andere ondernemingen. De bakkerijen in de kleine houten huisjes gaven een groot risico op brand, en in 1605 werd besloten dat tussen 6 en 12 uur ’s avonds alle ovens gedoofd moesten worden. De bakkers in de westelijke helft van het dorp konden echter bij een ongunstige wind de kerkklokken niet horen – of zeiden die niet te kunnen horen, want de boete op niet-doven was 3 stuivers. Er werd dus een extra toren gebouwd: de Beschuittoren. Hij raakte in de 19e eeuw in verval, werd gesloopt, maar in 2018 herbouwd: een vreemde combinatie van oude architectuur en hypermoderne bouwmaterialen en -technieken. Ik ben benieuwd of deze toren het ook ruim 200 jaar gaat volhouden.

Even verderop ging het rechtsaf het dorp uit, de polder in, over een fietspad naar de Engewormer. Omdat de busverbinding naar De Rijp vanuit Wormer veel beter was dan vanuit Zaandam, heb ik hier een lus gemaakt: eerst via de oostrand, over een fietspad op de kruin van de dijk, naar het zuiden, daarna weer terug omhoog via de Zaanse Schans. Maar eerst heb ik nog pauze genomen bij de Herkules – een Amerikaanse windmotor, een poldermolen, in 1922 in Duitsland gebouwd. Dit soort molens hebben een enorme capaciteit en hebben door de windvaan die ze zelf op de wind zet geen permanent toezicht nodig. Er zijn er in de vroege 20e eeuw zo’n 200 geplaatst op plekken waar een stoomgemaal te duur zou zijn; in de jaren ’20 werden ze echter al voorbijgestreefd door de elektrische gemalen. Nu was het een prima plek voor pauze, op een steigertje met de voeten net boven het water. Het viel me eerder al op dat het water vandaag erg hoog stond ten opzichte van het land; goed voor de weidevogels! Een groep die daar dankbaar van profiteerde was een enorme troep spreeuwen die hun kunsten vertoonden. Een stokdove oudere man die ze ook stond te bewonderen knoopte een praatje met me aan; dat ging wat moeizaam, maar het was leuk samen te kijken.

Twee Belgische fietsers die midden op de weg een pauzeplekje uit de wind hadden gevonden kondigden het begin van de Zaanse Schans aan. Ze werden gevolgd door Duitsers op identieke Rad&Schiff-fietsen, en daarna, na de dorpjes Kalf en Haaldersbroek (met charmante oude kern) door clubjes met echt onherkenbare talen. Een verkeersregelaar maakte duidelijk dat we echt bij de Zaanse Schans waren – die trouwens zo heet omdat Diederik van Sonoy (him again…) hier een schans had opgericht tegen de Spanjaarden.

Ik las dat deze verzameling Zaanse huizen is ingedeeld zoals gebruikelijk in de regio: de notabelen langs de dijk, de arbeiders op de eilandjes. Het zijn prachtige huizen, maar wát een drukte! Ik gooide de vaart er een beetje in en liep langs de molens nu weer terug naar het noorden. Nog een stukje langs de Zaan met aan de overkant de industrie, het dorpje Bartelsluis (met een mooie tuin in wat ooit de sluis was) en ik was weer in Wormer, waar over 20 minuten de bus zou gaan. Om de tijd te doden ben ik een paar haltes vooruitgelopen, zodat ik op 26,5 kilometer uitkwam. Een fijne wandeldag gehad.

Geschreven door

Geen reacties bij dit reisverslag

 

Over deze reis
Aantal reisverslagen:
GPS afstand deze dag:
GPS afstand totaal:
Aantal foto's:
Laatste verslag:
Reisduur:
Reisperiode:

Of schrijf je reisverhalen via de app

Met de Pindat App kun je offline reisverhalen schrijven en foto's toevoegen. Zodra je weer internet hebt kun je jouw verslagen uploaden. Ook via de app plaats je gratis onbeperkt foto's.



Klik op 1 van onderstaande knoppen om de app te installeren.