Vijftien maanden na mijn laatste Tvp-wandeling: het werd wel weer eens tijd! Sinds die tijd heb ik een tijdlang vrij fanatiek hardgelopen, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en ik ben weer terug bij mijn oude liefde, het wandelen. Veel leuker!
Vandaag dus dag 4, gestart met de auto op station Zaandam en maar zien hoe ver ik zou komen. Na 20, 25 en 32 kilometer waren bushaltes, dus alle opties lagen open.
Maar eerst nog even langs de Zaanse Schans, om wat foto’s te maken waar geen overdaad aan toeristen opstaat. Geen overdaad? Ze waren er überhaupt niet! Een verbijsterende aanblik, een lege Zaanse Schans!
Ik geloofde het echter wel en ben doorgelopen. In Haaldersbroek werd ik daarvoor beloond met iets nog veel mooiers: mijn eerste ijsvogel sinds Wageningen! Hij viel me op door zijn prachtige blauw tussen alle herfstkleuren, hij trok mijn oog zo naar zich toe. Prachtig, en dat hier in Zaanstad!
Aan de oostkant van Het Kalf liep ik via een woonwijkje het dorp uit, en stond zo ineens weer in de polder. Wel een bijzondere: het riet stond zeker twee meter hoog, en zo liep ik over een smal wandelpaadje met het vage idee dat er ergens veel water moest zijn. Later kwamen veel bruggetjes, en kreeg ik beter zicht op het gebied. Intussen bleek echter ook dat ik niet de enige was die hier wilde recreëren: er kwam een enorme hardloopclub langs in groepjes van drie met steeds een meter of twintig tussenruimte. “Goedemorgen”, “hallo”, “hoi” in tienvoud, toen vonden zij het mooi geweest. Ik liep door, en kwam in een leuk stuk bos bij de Jagersplas: veel ondergroei, hellinkjes, klauterpartijen naar mooie doorkijkjes – ik heb me er goed vermaakt.
Aan het begin van dat parkje liep er een snelweg (de A7) op een afstandje, maar die kwam steeds dichterbij, tot ik belandde op een kruising van die weg, een spoorweg en mijn wandelpad. Het was hier even zoeken wat het handigste was, maar ik zag nu waar anderen al vaak over hadden geschreven: je kon over een fietspad een kleine kilometer omlopen om bovenop het talud aan te komen, of je kon door een gat in een hek kruipen en omhoog klauteren. De kans om te klauteren laat ik me nooit ontnemen, dus dat was gauw bekeken. Het was zeker wel een meter of zes, en met blubberige grond was het nog best even spannend, maar ik kwam veilig boven aan. Een stukje langs het fietspad, over het spoor, en weer omlaag met hetzelfde dilemma. Het was even spannend (omlaag over een steile blubberige helling!), maar ik heb het overleefd. En landde prompt achter een andere wandelaarster, die ik al snel bijhaalde.
We raakten aan de praat, het bleek dat zij ook het Trekvogelpad liep, en we besloten samen een stukje op te lopen. Gezellig! Ook precies op een goed punt, want we hadden twee kilometer asfaltfietspad voor de boeg. Ooit had ik dit al gefietst, en toen voelde het al eindeloos, nu, al kletsend, gingen de meters een stuk sneller dan alleen. Ik vond het bijzonder te merken dat ze met haar Brabantse blik echt andere dingen opmerkte: een reiger langs de kant zie ik nog nauwelijks, zij vond al het water al bijzonder, laat staan zo’n visser ernaast. Het maakte het weer wat bijzonderder naar dit gebied te kijken. Vooral leuk waren vond ik zelf de ‘schaapjes op het droge’, die op een klein eilandje staan en dus af en toe per boot verhuisd moeten worden.
Zo kletsend ging de tijd veel sneller, en zo stonden we ineens bij de ingang van het Twiske. Ik kende al wel het fietspad, maar had nog nooit gewandeld hier, en al helemaal niet in november. Het was mooi wandelen, veel slingerpaden door een enorm waterrijk gebied. Wel was het behoorlijk kaal: gras, water en riet vormden de hoofdingrediënten.
Gras was ook de belangrijkste ondergrond van de wandelpaden; de wandelpaden waren vaak iets verhoogd boven de ‘wei’, maar met 1,5 meter was er maar ruimte voor één. Met alle plezier heb ik heerlijk door de naastgelegen blubber annex gras lopen stoempen – mijn broek zag binnen no time zwart. Heerlijk!
We passeerden twee groepen koeien die midden op ons pad aan het uitrusten waren. Prachtige dieren om zo van dichtbij te bewonderen. Na een paar kilometer trof Yvonne haar man, die in de buurt aan het wielrennen was door de regio, en ben ik in m’n eentje weer verder gegaan. Het was leuk eens samen te lopen, maar ik vond het ook niet erg weer eens goed aandacht aan mijn omgeving te kunnen besteden.
Toch werd ik die omgeving na een tijdje wel lichtelijk beu. In totaal loopt de route een kleine tien kilometer door het Twiske, maar heel veel afwisseling is hier niet: veel water, veel riet, veel gras, en ook héél veel fietspaden en andere tekenen van recreatie. Wel een leuk vlonderpad over een hoekje van het meer, maar vervolgens een en al slingerpaadjes en datzelfde vlonderpad dat steeds terug in beeld komt. Het had denk ik wel ietsje directer gekund.
Maar goed, gewoon stug doorstappen, dan kom je vanzelf weer ergens anders. In dit geval bij de Twiskemolen, die aan het zuideinde van het gebied staat. Later las ik dat hij zelfs nog meehelpt bij het droog houden van de polders – hoewel het elektrische gemaal het leeuwendeel van het werk doet in de Twiskepolder, die 1,5 meter lager ligt dan de Polder Oostzaan.
Het ging nu de Luijendijk op (letterlijk dat, de ‘luie dijk’), een klein dijkje tussen twee watervlaktes. Hij stamt al uit 1589, en werd aangelegd omdat de grondeigenaren van Waterland enerzijds en de Polder Oostzaan anderzijds het niet eens konden worden over de gewenste waterstand; door de gebieden te splitsen konden de waterpeilen onafhankelijk van elkaar worden geregeld. Een schutsluis die werd aangelegd om aan de andere kant van de dijk te komen (eerst gebruikten ze een overhaal) is nu nog in gebruik als zelfbedieningssluis: druk op de knoppen en het gaat vanzelf werken. Knap!
Het viel me op dat de bepijling tot nu toe uitstekend was geweest. Ik was gewapend met boekje en gps, maar iedere keer dat ik me begon af te vragen waar ik verderop heen zou moeten zag ik al een pijl voordat ik m’n gps uit mijn zak had kunnen halen. Grote complimenten aan de uitzetter, dus!
Over een lang fietspad langs allemaal sportvelden ging het nu naar het centrum van Landsmeer. Een tikje saai, aan de andere kant niet slecht voor de bebouwde kom: er stonden veel bomen en kleine parkjes die het beeld nog wat interesse gaven. Het leukste echter vond ik het dier dat ik zag toen ik net het dorp in was: een fazant! Hij liep parmantig rond naast de bmx-crossbaan alsof hij zijn leven lang nooit anders gedaan had.
Hier de eierfabricage van Landsmeer.
Het centrum van Landsmeer was maar klein, maar toch moest ik even omschakelen naar zoveel drukte. Grappig, hoe snel je went aan rust. Een eindje verderop ging ik weer linksaf de hoofdstraat af, een ‘wijkpark’ in. Het liep er lekker, met her en der wat bosjes, veel gras, water, en meer dan genoeg bankjes. Daar heb ik er dan ook maar eentje van bezet om eens lekker bij te komen. Ik had meer dan genoeg snoeperij mee aan dadels, vijgen en amandelen en kwam de tijd wel door met het begluren van alle langskomende wandelaars, die af en toe bijzondere gewoontes leken te hebben.
Bijzonderder was echter nog de roofvogel die ik zag opvliegen toen ik weer vertrokken was. Hij zat in een boom of struik rechts en vloog zo vlak voor me langs; van verbazing heb ik nauwelijks kunnen kijken naar details: hij was grijsbruin met wit, wat gevlekt/gestreept, en had een wit achterlijf – zijn staart was weer grijsbruin. Terugkijkend denk ik dat het een torenvalk geweest zal zijn.
Het ging nu snel het dorp uit, over een fietspad dat zich eerst richting Amsterdam en daarna weer naar het noordoosten slingerde. De grote stad en de A10 hadden pontificaal in beeld moeten komen, ware het niet dat moedertje Natuur me hielp en een sterke mist in het zuiden liet opkomen. Ach, wat vreselijk: het waren nu alleen nog maar vage schimmen! Met als enige teken het geraas van auto’s op de achtergrond liep ik door een mooi stukje Waterland. Langs het monument voor de Britse vliegers, links, rechts, links, uiteindelijk weer een asfaltweg op, en langs een boerenkraampje met ‘oerwortels’ door naar het Noord-Hollands Kanaal.
Hier mocht ik met een pontje oversteken; kosten: wel een heel kwartje. Poeh-poeh, het is wat! Voor zo’n goedkoop overtochtje moest ik dan ook wel even geduld hebben: hij vertrok net toen ik kwam aanlopen, en bleef mysterieus lang aan de overkant liggen. Vond de schipper één kwartje te weinig om voor terug naar de overkant te komen? Had hij even pauze? Ik zou hem in beide gevallen geen ongelijk geven. Gelukkig had de knop “pont bestellen” uiteindelijk toch effect, en ik werd veilig en droog naar de overkant gevaren. Helaas geen kaartje gekregen (corona?), dus ik heb niets te plakken vandaag.
Langs het kanaal liep ik nu naar het noorden, naar Watergang, waar een luid ‘hij komt, hij komt, die goede lieve Sint’ klonk toen ik aankwam. Geen ontvangstcomité van zwaaiende kinderen voor mij dus, wel voor Sint Nicolaas met drie pieten in twee kleine bootjes. Sint was blij dat hij na al dat thuiswerken nu eindelijk naar de kinderen in Watergang mocht, en kende ze allemaal bij naam. Ik heb even meegenoten en ben toen omgekeerd, de polder in.
En dát was me een feest! Waren mijn broekspijpen eerst al zwart tot aan m’n enkels, nu kwam er nog een laag bij tot halverwege mijn kuiten. Het weiland was een tikje blubberig en nat! Met goed kijken kon ik over de hoogstgelegen delen wel redelijk dramaloos lopen, maar ieder overstapje was omringd door een halve cirkel van glibberige zachte modder, zodat het altijd spannend was of ik het zou halen. Wel heel erg leuk!
Gelukkig ben ik wel wat gewend, en kwam ik zwart maar ongeschonden op een wat steviger wandelpad. De zon brak net door, en ik kon genieten van het prachtige uitzicht naar links – rechts stonden weer hoge rietkragen. Af en toe piepte ik tussen het riet door om ook rechts te kijken (nog mooier, en een witte reiger gespot!), dus we werden verwend. We? Ja, even voor me zag ik nog twee mensen lopen. Ze liepen iets langzamer, maar met al mijn kijk- en fotopauzes duurde het toch even voor ik ze echt achterop liep. Dat was bij een voetgangersbrug van zeker vijf meter hoog: daar kunnen nog flinke schepen onderdoor. Daarna heb ik ze ingehaald op een weiland waar ik met mijn drekschoenen wat sneller kon lopen; er stond ons nog heel wat te wachten. Een mooi laarzenpad is dit; weer met veel laagliggend weiland, maar wat loopt het daar leuk! Af en toe was het even speuren: sinds Watergang had ik nauwelijks nog Trekvogelpadpijlen gezien, en hoewel er waarschijnlijk maar één route mogelijk was, was bij het betreden van een weilandje niet altijd duidelijk welke uitgang ik moest nemen om naar het volgende te komen. Ik was hier blij dat ik m’n gps bij me had!
Uiteindelijk kwam ik echter rustig uit in Broek in Waterland – en wat is dat een prachtig dorpje! Overal lees je dat het een “kapiteinshemel” zou zijn, omdat de Waterlanders in de 17e eeuw succes hadden als kapitein of stuurman op de Amsterdamse schepen en mooie houten huizen lieten bouwen, maar ik had me er geen beeld bij gevormd. Er staan juweeltjes tussen, en bijna allemaal in prachtige pasteltinten geschilderd. Het is goed w,andelen in dat dorp – hoewel ik het dan weer jammer vond dat het zo volstond met auto’s; misschien is het op een doordeweekse dag beter.
Rustig aan verliet ik het dorp, en toch nog redelijk onverwacht stond ik aan een doorgaande weg naar Amsterdam – en bij de bushalte. Ik had er 32 kilometer opzitten, en was eigenlijk niet eens echt moe. Tussen de 18 en 22 kilometer had ik het lastig gehad, en lopen aftellen naar elke volgende kilometer, daarna was het ineens weer probleemloos verder gegaan, zodat ik me realiseerde dat ik bij het pontje bij Het Schouw niet eens aan stoppen had gedacht. Mooi! Helemaal omdat de volgende etappe óf 18, óf 40 kilometer is. Ik wil die 40 wel graag proberen te halen, maar vind het een tikje spannend. Ben benieuwd! Nu ging ik in elk geval eerst met de bus naar Amsterdam, terug naar Zaandijk en op naar huis. Het was weer een heerlijke dag geweest!
Geschreven door Polderplodder