Een van de fijnste dingen bij kamperen vind ik het om ’s ochtends wakker te worden en nog een tijdje te blijven soezelen bij het geluid van wind, regen of kwetterende vogeltjes. Dat is vanmorgen ook prima gelukt: om een uur of zeven kwam er nog een stortbui naar beneden en had ik aan geluid geen gebrek! Het was wel meteen de laatste bui van de dag, een kwartiertje later brak de zon door en die is tot in de middag niet meer weggegaan. Het beloofde een prima wandeldag te worden. Ontbeten, een paar koppen thee, toen de tent ingepakt en me met nog een kletspraatje afgemeld bij de beheerders. Om 9 uur was ik weer op pad – dat is beter dan eerst nog een uur te moeten autorijden!
Gisteren vroeg ik me af of Loenen nog telde als de Veluwe, vandaag kreeg ik een vermoeden van het antwoord: in de tuin van de PKN stond een bord dat niet alleen de diensten in deze kerk aankondigde, maar ook meldde dat de ‘Heilige Mis’ in de katholieke kerk plaatsvond om 10 uur op adres dit en dat. Hoe het officieel ook zit, volgens mij heb ik de Bible Belt wel verlaten! Even verderop kwam ik langs de kerk, en kon ik hem zelfs bezoeken: de Mariakapel daar is alle dagen open. Helaas niemand getroffen die me een stempel kon geven, maar dat komt wel weer.
Ik verliet het dorp in het noordoosten langs wat sportvelden en kwam meteen in een compleet andere omgeving; de bossen van de Veluwe lagen echt achter me, ik liep in boerenland met weiden, akkers vol graan en maïs en her en der ook kleine bosjes. De wegen (erg rustige 60-km.-wegen) werden omzoomd door bomen, het liep hier eigenlijk wel prima.
Ik had verwacht vandaag wel meer moeite te hebben met de kilometers, maar dat was juist niet het geval. Vond ik gisteren na een kilometer of drie al dat ik al een heel eind had afgelegd, vandaag was ik zeven kilometer op weg voor ik überhaupt naar de afstand keek. Lag het aan de asfalt ondergrond? Of gewoon gewenning? Ik zal het in de toekomst wel merken, maar was nu tevreden en genoot van de ontspanning.
Nog een verschil met gisteren: waar ik tot aan de Vrijenbergspreng eigenlijk niemand heb getroffen, was het hier een komen en gaan van vooral vakantiefietsers. Na een kilometer of wat kwamen in de buurt van Eerbeek ook de eerste wandelaars in beeld: grote trekkingrugzakken, wandelstokken, zware schoenen – ik had zo’n vaag vermoeden dat we op dezelfde route zaten, en desgevraagd bleek dat inderdaad het geval. Leuk, de eerste die ik tref die de route in één keer doen. Na wat gebep over het pontje dat al dan niet zou gaan heb ik ze nog een goede wandeling gewenst en m’n eigen tempo weer opgepakt.
Intussen begon het door de warme zon hoog tijd te worden voor pauze met een hapje en een drankje. Huis te Eerbeek bleek een ideale pleisterplaats: langs de grote ‘spiegelvijver’ met fontein stonden meerdere bankjes in het beschaduwde groen – een heerlijke plek voor pauze. Dat werd nog beter toen een oma met net-éénjarig kleinkind erbij kwamen om de eendjes te voeren en ik nog wat gezelschap-cum-kletspraatje had ook. Leuk bij-effect van alleen wandelen valt me te meer op nu ik wat meer de tijd neem: je raakt zo heerlijk makkelijk met mensen aan de praat!
Het was wel duidelijk te zien dat we hier in toeristisch gebied zitten, trouwens: bij binnenkomst in dit park werd ik verwelkomd door een kabouterfamilie van zeker twintig leden, en na een uurtje wandelen had ik al drie ‘happy stones’ gespot. Aan mij is het niet besteed, maar tot mijn grote genoegen heb ik me er ook niet aan geërgerd. Gewoon door, de Eerbeekse oliemolen bewonderen, bijvoorbeeld, ‘de enige complete oliemolen in Nederland met een bovenslagrad’. Oh. Hij werd gebruikt om uit beukenootjes olie te slaan!
Door een mooi park, daarna ging ik over de Hallse Brug het Apeldoorns Kanaal over, een soort Noord-Hollands Kanaal dat nu niet Amsterdam maar de Veluwe per schip bereikbaar had gemaakt. De brug heette vroeger ook wel Koningsbrug, naar koning Willem III die hem had betaald. Bij de aanleg was er namelijk onenigheid geweest tussen provincie en Waterstaat over wie van de twee voor de de kosten moest opdraaien; koning Willem werd gevraagd te bepalen wie gelijk had, maar in plaats van zich een weg te worstelen door alle argumenten voor en tegen, loste hij het sneller op: hij tikte ‘gewoon’ persoonlijk de benodigde 5 miljoen gulden af. Handig, zo’n goedgevulde spaarrekening.
Meteen ten oosten van de brug lag Nivon-huis het ABK-huis, wat me een goede plek leek om toch een stempel te bemachtigen. Helaas had de dienstdoende vrijwilligster nog nooit gehoord van een stempel en was ze hoogst verbaasd dat ik erom vroeg. Pech! Ook bij de even verderop in Hall gelegen Sint Ludgerkerk werd ik teleurgesteld: ik had deze kerk uit de 15e eeuw graag bezocht (al waren stempels vast niet gelukt in deze PKN), maar hij is maar erg beperkt open. Een rondje rond de kerk kon wel: mooi!
Landgoed Leusveld nu, waar de grond vroeger zo nat was dat de bomen alleen op verhoogde stukken land genaamd ‘rabatten’ groeien. Er schijnen onder meer boommarters, bunzingen en dassen te leven, hoewel ik natuurlijk veel te hard heb lopen stampen (en het sowieso veel te druk was) om daar iets van te zien.
Toen ik het park eenmaal verlaten had kwam ik weer langs een paar bomen met zo’n diepgegroefde stam die eruit ziet alsof de boom al eeuwenlang meegaat. Ik heb nu eens omhoog gekeken en kon door ook de blaadjes te bekijken eindelijk het mysterie oplossen: het zijn ‘gewone acacia’s’, met als wetenschappelijke naam robinia pseudoacacia. Bijzonder dat we pseudo- vertalen als gewone, maar soit, details zijn aan Nederlanders niet besteed. Zo lees ik ook dat het hout van deze boom erg sterk is en bekend stond als ‘inlands hardhout’, hoewel het een 17e-eeuwse importboom is uit Noord-Amerika. Wel mooi dat de stam door zijn hoekjes en gaatjes een thuis vormt voor allerlei diertjes; wat mij betreft mag deze mooie immigrant blijven.
Weer wat afwisseling nu tussen meer dan manshoge maïs, bos en weide (mooi hier!), maar nu over een fietspad waar het helaas behoorlijk druk was. Ik was blij het zoveelste landgoed op te kunnen, een bos met een heerlijk slingerend (zowel horizontaal als verticaal!) paadje met de nodige verzameling omgevallen bomen en modderige plassen. Rechts van me lag een golfbaan die me bewust maakte dat we dichtbij de ‘beschaving’ zaten, en inderdaad, nadat ik me kostelijk had vermaakt kwam ik uit bij een doorgaande weg en zat ik binnen no-time bij station Brummen.
De terugreis was nog een aardige onderneming: de trein naar Zutphen (waar de IJssel de uiterwaarden ook in gebruik had genomen en dus was gegroeid tot een imposante rivier), daarvandaan door naar Apeldoorn. Daar was het nog even een puzzel om het busstation te vinden, maar een enorm fijne medewerker van de fietsenstalling liep een heel eind met me mee om het te wijzen, en zo kon ik al gauw op de bus naar Hoenderloo stappen.
Eenmaal daar zag ik onderweg naar de auto (ten afscheid van de Veluwe?) nog een hutje liggen bij de ingang van de Hoge Veluwe. Wat onderzoek (onderzoeksopzet: maak een wandelingetje) wees uit dat het een plaggenhut was, vrij te bezoeken om eens te zien hoe Hoenderlooërs vroeger leefden – heel interessant, dieptriest, en onbegrijpelijk hoe het überhaupt paste. Wel mooi dat zoiets gewoon buiten een museum te bezoeken is.
Maar ik vond het mooi geweest met de Veluwe. Ik zit inmiddels in het rivierengebied langs de IJssel, op pad naar de Achterhoek, en verheug me erop binnenkort wat langer te gaan. Dit was heerlijk!
Geschreven door Polderplodder