Dag zeven alweer, en dit keer stond het Gooi op de planning. Het is nu echt een heel andere omgeving: ik ben vandaag de Utrechtse Heuvelrug opgekomen, compleet met bossen en een volledig gebrek aan drassigheid. Dat bij een stralende zon, en temperaturen ruim boven de tien graden: het was in één woord geweldig!
Maar ik begon vanmorgen nog in Naarden, met de auto een kleine kilometer van het station. Via de Verlengde Fortlaan de stad uit, langs twee oude forten die nu door de Scouting worden gebruikt. Het ging eerst een twee kilometer naar het zuid-westen, over een fietspad langs de Karnemelksloot (vermoedelijk zo genoemd vanwege het gebruik van karnemelk door de vele textielblekerijen hier). Rechts keek ik uit op het bos van het Naardermeer, links de stad met nog veel groen ervoor. Het liep er prima, hoewel ik verbaasd was hoe weinig er werd gegroet, eigenlijk voor het eerst op deze hele tocht. Ik zag de sneeuwklokjes en de eerste krokussen buiten onze tuin, mooie plaatjes van schapen, bootjes, wilgen en water. De eerste leuke wandelaar wees me op een buizerd even verderop, maar ik kon hem niet zien.
Over de Erfgooiersbrug liep ik langs de wijk Hilversumse Meent; erfgooiers waren boeren die sinds de 14e eeuw het overerfbare recht hadden op gemeenschappelijke gronden (de Meenten) hun vee te laten grazen. Organisatorisch vormden ze een marke – de meest westelijke verschijning van deze organisatievorm.
Ik stak een provinciale weg over, ging landgoed Bantam in, en van het ene moment op het andere veranderde het landschap. Een bos met veel beuken en eiken, eerst met lange lanen, later vol kunstmatige heuveltjes en slingerpaadjes, genaamd Klein Zwitserland. De eigenaresse die dit romantische gebied aan liet leggen werd vol verbazing aangekeken door haar buren, dat ze het gebied niet eens ontginde, maar er in plaats van winst plezier uit haalde.
Goed verstopt achter een rodondendon stond een zogenaamde ‘mallejan’: een werktuig dat werd gebruikt om met paarden boomstammen het bos uit te slepen. De dissel werd over de stam getrokken, omhoog getrokken en het gevaarte werd met twee paarden ervoor het bos uit gereden. Dit exemplaar is een van de laatste mallejannen in Nederland.
Ik heb wat gezworven en rondgeneusd over de slingerpaadjes, en ben toen via vooral weer rechte brede lanen door het Spanderswoud naar het oosten gelopen. Ik dacht eerst dat dit een productiebos was, maar bleek me te hebben vergist: ik las later dat dit bos in de oorlog zo goed als volledig is gerooid, en in de wederopbouw zo snel mogelijk weer is aangeplant. Dat wilde zeggen: één soort per perceel. Er is dus een perceel grove dennen, daarnaast een perceel Amerikaanse eiken, en zo door. Bovendien staan de bomen kaarsrecht, en enorm dicht op elkaar – niet bevorderlijk voor een mooie beleving. Gelukkig doet de beheerder nu zijn best het bos wat afwisselender te maken, met hulp van vrijwilligers. Leuk!
Op een aantal binnen hier zag ik weer een tonvormige paddenstoel zitten. Ik heb me al vaker afgevraagd wat dit is, en of het een kwaadaardige schimmel is of dat hij een symbiose vormt met de boom. De zoektocht heeft wat leuke weetjes opgeleverd: Het is namelijk een zwakteparasiet, wat wil zeggen dat hij voornamelijk parasiteert op verzwakte bomen totdat ze afsterven, waarna hij als saprofyt (leeft van dode bomen) verder leeft op het dode hout. Wanneer de boom omvalt, is de zwam in staat om een nieuw hymenium te produceren dat haaks staat op het oude vruchtlichaam, zodat de sporen loodrecht naar beneden kunnen vallen. Vervelend dat ik nu wat treurig word als ik een boom zie met dit soort zwammen.
De fietspaden door dit bos waren onverhard maar goed aangestampt, en ik trof ook veel wandelaars en hardlopers, die weer wat begonnen te groeten. Ik begon wel te beseffen hoe bijzonder Schoorl toch echt is, met zijn kronkelpaadjes en zachte ondergrond. Én hoe het kan dat al die fanatieke wandelaars die bij ons op bezoek komen toch zo vermoeid raken.
De Bussumergrintweg (geasfalteerd!) over ging het nu gauw richting ‘Natuurbrug Zanderij Crailoo’, met 800 bij 50 meter het grootste ecoduct ter wereld. Wat een ervaring! Het fiets-/wandelpad eroverheen is vrij saai, maar rechts daarvan ligt een mooi ‘heidegebied’, waarmee dieren het spoor en een snelweg kunnen oversteken. Je hoort wat geraas van auto’s, af en toe een trein, maar niets dat erop wijst dat je pal over dit drukke verkeer heen loopt. Prachtig! Het eerste jaar na openstelling werd hij meteen gebruikt door 10 reeën per dag, vossen, konijnen en ook de zeldzamere soorten als das, boommarter en bunzing zijn vaste klanten.
Ik had nog lang niet genoeg van het bos, maar kwam nu eerst op flinke stukken heide: eerst de Wester- en daarna de Zuiderheide. Beide zijn ware schatkamers voor archeologen! Er zijn vondsten uit de vroege steentijd, en al sinds 4500 v.Chr. zijn er nederzettingen. Het meest zichtbaar zijn de grafheuvels: heuveltjes van 1-2 meter hoog en 10 meter in doorsnee. De eerste van deze heuvels die ik tegenkwam was prachtig omringd door bomen en ik heb er heerlijk pauze op zitten houden- tot ik me realiseerde waar ik op zat. Het was een bijzonder gebied: minder begraasd dan Schoorl is de overgang tussen bos en hei niet zo duidelijk, met plukjes bomen of vele losse vliegdennen verspreid over de hei. Alleen in het midden is nog een echt open vlakte, zij het dat ze zijn doorsneden door allemaal rechte fiets- en wandelpaden.
Ik vond het interessant te lezen hoe de dorpen hier vorm gekregen hebben:
"Sinds de late steentijd leefden de mensen op de hogere gronden. Armere zandgronden verschraalden door de landbouw en moeten een vrij open landschap hebben gehad; de rijkere zanden waren hier beter tegen bestand en bevatten waarschijnlijk een mozaïek van bosrestanten, kleine akkers, bosweiden, verlaten (en beweide) akkers, heide/schraalgrasland-terreintjes en teruggroeiend bos”.
“Bij ‘brinken’, kleine velden waar het vee wordt verzameld en van waaruit het vee naar de heidevelden werd gedreven, ontstonden de nederzettingen: Blaricum, Laren, Bussum, Huizen en Hilversum dateren uit de 8ste en 9de eeuw. Buiten de dorpen lagen aaneengesloten bouwlanden, de engen. De plaggen van de hoger gelegen ‘woeste gronden’ werden gemengd met dierlijke mest uit de potstallen en op het bouwland gebracht waardoor de vruchtbaarheid van de eng verbeterde. De laagst gelegen delen van het landschap werden gebruikt als weiland of hooiland: de meenten of maatlanden. Dit waren gemeenschappelijke gronden die beschikbaar waren voor de boeren op basis van oude gebruiksrechten. Op de woeste gronden kwamen onder meer de boomsoorten berk, els, hazelaar en eik voor. Met het kappen van de bomen, het steken van plaggen en door overbeweiding, werd de vegetatie op de zandgronden in de late middeleeuwen hoofdzakelijk een monocultuur van heide. Her en der zette de degradatie van het landschap nog verder door en ontstonden vlakten met stuifzanden. Op kleine schaal werd grind, zand en leem gewonnen uit de stuwwallen.”
Het was druk op de heide – wat wil je, een prachtig mooie weekenddag. Dat maakte dit stuk van de wandeling wat minder ontspannen helaas, omdat er altijd wel geklets te horen was. Ik heb maar geprobeerd meer te kijken naar de omgeving, waar ik bijvoorbeeld een rups van een veelvraat spotte, die het pad overstak. Een grappige levenscyclus: rupsen komen uit het ei in augustus, zijn tot in september actief en overwinteren op de grond, soms tussen mos of dode bladeren. Ze komen na de winter kort tevoorschijn om te zonnen in de voorjaarszon, en verpoppen zich dan in april zonder verder nog voedsel op te nemen. Eind april komen ze als nachtvlinders uit hun pop, leggen gedurende twee maanden hun eitjes, en gaan dan dood. Het zijn mooie rupsen, zwart-bruin met wittige haartjes.
Het laatste stuk voor Baarn, na de A27, werd het duidelijk dat we op de Heuvelrug zaten: bos, bos, bos. Een aanzienlijk deel daarvan leek kerstboomproductie, maar andere delen waren best mooi. Douglassparren, fijnsparren, dennen, maar ook eiken en beuken. De paden waren wat smaller en slingerden her en der aardig. Ook het reliëf nam lichtjes toe tot een schrikbarend hoge 9 meter boven zeeniveau. Niet spannend, wel leuk.
Er werd nog steeds niet fanatiek gegroet, maar áls men contact maakte was dat ook het herinneren waard. Zo maakte ik een leuk praatje met een man met een border terrier, en een andere man wees me op een pad waar ik misschien ‘hertjes’ zou kunnen zien – zijn hond blafte te vaak om dat voor hem een optie te maken.
Bij de spoorwegovergang werd ik erop gewezen dat ook door mooie gebied niet vrij is van drama’s: er stond een bord van NS met daarop de tekst ‘wil je blijven leven, wacht dan even’. Het ritme loopt niet helemaal lekker, maar het zal allicht iets meer indruk maken dan de oude ‘wacht tot het roode licht gedoofd is’.
Het spoor over kwam ik in het landgoed van ‘kasteel’ Groeneveld – zo heet het, hoewel het eigenlijk een uit de kluiten gewassen buiten is van rijke Amsterdammers. Gebouwd in 1710 inclusief moderne tuin in de strakke Franse landschapsstijl, werd dit in de late 19e eeuw veranderd in een Engelse landschapstuin. Toen SBB het vervallen landgoed in de jaren ‘80 kocht hebben ze geprobeerd een beetje van beide stijlen te behouden: rechte lanen aan de randen, vijvers, bruggetjes en doorkijkjes in het midden.
De moestuin was ook een blik waard, hoewel ik hem graag in de zomer zou zien. Een ommuurd gebied waar naast allemaal bloemen onder andere twintig bijna verdwenen soorten appelbomen staan. Proeven!! Stekjes!
Het was nu niet ver meer naar Baarn: een rechte laan van ruim een kilometer met veel medewandelaars, het spoor over en daarna nog een flink eind naar het station over een smal leuk paadje. Het spoor liep door een geul van zo’n vijf meter breed waar precies de treinen in pasten; het pad liep bovenaan de geul met volop struiken en bomen omzoomd. Zo liep het prima, en ik kwam volop tevreden bij het station aan.
Over de reis terug naar Naarden-Bussum valt een roman te schrijven; kort gezegd was er een ongeluk gebeurd en reden er geen treinen. Ik ben via Utrecht en Amsterdam een kleine twee uur onderweg geweest, en kwam precies op tijd in Naarden aan om te horen dat de treinen weer reden. Gelukkig kan ik nu twee weken later veilig zeggen dat ik er niets aan heb overgehouden; het zal me leren de volgende keer de auto bij het eindpunt neer te zetten!
Geschreven door Polderplodder