Vandaag rijden we 200 kilometer van Pilanusberg park naar Bela Bela.
Bij de uitgang wordt onze auto nog even grondig gecontroleerd. ‘Mag ik even in de achterbak kijken?’ Vraagt de bewaker. ‘Waarom eigenlijk, waar ben je naar op zoek?’ ‘Misschien zitten er wel aapjes in verstopt!’ Grapt hij. Bewakers lijken zich altijd een beetje bezwaard te voelen.
Het is mij nog steeds niet duidelijk waarom er zoveel gecontroleerd wordt. Is het om grote hoeveelheden alcohol op te sporen? Illegale jacht? Wapens? Of meer logisch; de hele huisraad uit het bungalowtje?
Maar wat ze ook zoeken, controle is altijd beter dan vertrouwen. In dit resort waren ze behoorlijk spastisch over de huisraad. De BBQ zat bijvoorbeeld met een ketting vastgemaakt aan de vloer. Handdoeken werden in principe niet uitgedeeld, alleen omdat we er nadrukkelijk om vroegen, maakten ze een uitzondering. Ervaring maakt wijs. Er zal wel veel gestolen zijn.
We stoppen om te tanken. De bediende is een vriendelijke jongeman. Hij kletst voluit op de vroege ochtend. Ook hij wast, zoals we inmiddels gewend zijn, grondig alle ramen van onze auto en zingt ondertussen een hymne.
Het is eind december en het is hoog zomer. In het binnenland van Limpopo wordt het overdag heet. Een droge warmte. De nachten zijn gelukkig koel.
Wij rijden eerst richting Pretoria en vanaf deze stad gaan we in een rechte lijn omhoog naar het stadje Bela Bela. Nog honderd kilometer te gaan. Rustig rijden en rondkijken. Om acht ‘smorgens staat de zon al op stand ‘heet’. Het pijltje op de thermometer zal komende dagen boven de dertig uitkomen. De airconditioning zoemt zacht.
Tot de snelweg is het heel rustig op de weg. De werkers lopen langs de tweebaansweg. Ze zijn op weg naar hun werk. Ik steek een hand op, zij zwaaien terug. Heel Afrika zwaait naar elkaar. Dat is altijd een positief begin van de dag.
Zodra we de snelweg opdraaien worden we verrast op nog niet eerder geziene grote verkeersdrukte. Afrika heeft zomervakantie!
De uittocht voor kerst is begonnen. Iedereen die een vervoersmiddel heeft, is op weg. Ingepakt en vertrokken. De reizigers willen vanavond op tijd zijn voor kerstavond. Niet zozeer voor het kerst diner, maar om enkele dagen vrij te zijn. Om zich een keer per jaar weer te herenigen met verre familieleden. Er rijden vele taxi busjes afgeladen vol met mensen. Dat is op zich niets nieuws. Alleen vandaag hangen er ook nog eens volgepakte trailers achter de busjes. Deze zijn veel te zwaar beladen. De achterkant van een busje schaaft bijna op het asfalt en hangt veel lager dan de voorwielen. Het zijn voornamelijk werkers uit Zimbabwe en Botswana die een keer per jaar naar huis gaan. Na een jaar hard werken en sparen wordt wel verwacht dat er nieuwe aankopen worden meegenomen bij thuiskomst.
Je kan er op wachten totdat het fout gaat. En ja hoor, de eerste aanhanger staat al op de middenberm, met de halve lading verspreid over de weg. De helft is eraf gewaaid. Het is een indrukwekkend gezicht. Maar ook wel sneu. Ook voor ons, want het leidt tot file rijden, iedereen wil even kijken naar al die koffers, koelboxen, emmers en dozen die verspreid liggen over de snelweg. We kruipen vooruit en de airconditioning staat inmiddels op de hoogste stand.
Bij gebrek aan geld voor een degelijk koffer, gebruikt men oude emmers om de persoonlijke spullen te vervoeren.
Een paar van de inzittenden zijn begonnen alles weer te verzamelen. De rest van het reisgezelschap zit geduldig te wachten in het gras, in de schaduw van de bus. Het is een flexibel volk dat wel tegen een tegenslag kan. Dat valt ons steeds op. Het kan nog wel even duren voordat ze weer op de weg zijn.
Na een uur zijn we nog maar een paar kilometer opgeschoten. Ik neem de gestrande reizigers als voorbeeld en besluit me niet druk te maken.
Gelukkig verveel ik me niet. Met opperste verbazing passeren we de ene na de andere spectaculaire zwaarbeladen vrachten.
Alles wat nog redelijk rijdt, komt vandaag op de weg. Een Nissan van zeker dertig jaar oud met enorme kingsize matrassen op het dak. Oude Toyota’s die in Europa klassiekers worden genoemd. Zwarte wolken ploffen uit de uitlaat. Hopelijk halen ze de grens.
Iedere vijfhonderd meter staat er wel een oude auto langs de weg met de voorklep open. De bestuurders steunen op hun handen op de rand van de motorkap en staren naar de motor. Alsof deze door ernaar te kijken weer op magische wijze aan de gang kan worden gebracht.
ANWB bestaat hier niet. Het wordt wachten op een goede vriend die hulp komt bieden.
Er is veel politie op de weg. Ze weten niet waar ze moeten beginnen om alles goed te laten verlopen. De controle is helemaal weg. Af en toe hoor ik de sirene van een zwaailicht. Geen enkele bestuurder reageert erop. Boze agenten geven aanwijzingen uit het zijraampje dat men niet over de berm moet rijden. Het verkeer scheurt gewoon door. Ze trekken zich niets van de politie aan. Ze willen naar huis!
De tweebaansweg is veel te krap voor al dit verkeer. Afrikanen bepalen zelf wel wanneer een tweebaansweg in een vierbaansweg verandert. Het links rijdend verkeer gaat massaal op de vluchtstrook rijden. En het rechts rijdend verkeer draait op de grasstrook van de middenberm. Dan scheuren ze achter elkaar over de stoffige middenberm. Dat veroorzaakt een enorme stofwolk.
Gelukkig slaan wij af naar Bela Bela en laten de snelweg achter ons.
De Schrikkloof lodge blijkt helemaal niet in Bela Bela te liggen, zoals op de website stond aangegeven. Ik keek uit naar een kerst in dit stadje en had me verheugd op leuke restaurantjes en winkeltjes.
De navigatie wijst ons dwars door het stadje heen. Het is er ontzettend druk. En voor we het goed en wel beseffen, rijden we Bela Bela al weer uit. We rijden nog even door een mooie woonwijk vol villas in een bosrijke omgeving. Hier zal de lodge dan wel ergens zijn.
Maar het asfalt stopt abrupt en wordt ingeruild voor een hobbelige zandweg. Ik schrik als ik me realiseer dat we nog 27 kilometer hebben te gaan over dit karrenpad. Het strekt zich eindeloos voor ons uit door een onherbergzaam berglandschap met als enige aanwezigheid de bush rondom ons heen.
Soms voel ik me ongemakkelijk worden als we de onbekende wildernis inrijden. De weg wordt steeds slechter. De kilometers gaan traag voorbij.
We maken ons zorgen om onze laagliggende Toyota. De onderkant schraapt wederom knarsend over de scherpe keien. Vroeg of laat komen we een keer vast te zitten. En dan? Geen hulp en geen telefoon verbinding!
Diep in de wildernis, ver weg van de beschaving, dan verruilt het exotische Afrika gevoel zich in een paniekerige oerangst.
Maar ik weet wel dat het onlogische angsten zijn, die af en toe komen opzetten wanneer ik het gevoel heb de controle compleet kwijt te zijn. Overgeleverd aan het onbekende.
Na een uur van ongenoegen en zandhappen staan we voor een ijzeren toegangspoort in een compleet verlaten gebied. ‘Schrikkloof lodge’ staat klein op een bordje geschreven. Nog steeds geen teken van bewoning te zien.
‘Als ik dat had geweten, dan had ik dit nooit geboekt!’ Roept zelfs Aad uit. Voor het eerst zitten we op dezelfde gedachten.
Aad belt het opgekregen telefoonnummer en een vriendelijk klinkende man geeft ons de toegangscode van het hek. Aad toetst het nummer in en op magische wijze schuift de poort langzaam open.
Dat is in ieder geval een opluchting.
Totdat een klein bordje aangeeft nog 3.1 kilometer verder te rijden naar de lodge. Het pad dat volgt is steil en smal, geplaveid met grote losse keien. Nu zijn we het even helemaal beu. Ik verwacht dat de auto het elk moment kan begeven. In het ergste geval kunnen we de laatste drie kilometer naar de lodge lopen, hopend dat er geen gevaarlijke dieren ons als hun kerstmaal aanzien.
Reizen is op sommige momenten gewoon hard werken en afzien.
Thomas wacht ons op. Hij is de manager en komt uit een afgelegen dorpje bij de grens van Zimbabwe. Terwijl ik nog sta na te trillen, kletst hij er vrolijk op los. Hij ziet aan mij dat ik heb geleden en stelt me meteen gerust. Hij legt zijn hand op mijn schouder en belooft ons persoonlijk in zijn jeep naar Bela Bela terug te rijden als ons verblijf ten einde is. Een medewerker zal onze Toyota terugrijden met alle risico’s van dien. Dat is een opluchting, ook al voelt dat nog niet zo.
Later lees ik op de vele recensies dat velen voor ons hebben geklaagd over deze weg.
Komende dagen zal blijken dat we altijd op de vrolijke Thomas kunnen rekenen.
Hij is het perfecte voorbeeld van een uitstekende gastheer. Zo kan het dus ook! We zien in dat we onze rol als hosts in Italië drastisch zullen moeten bijspijkeren.
Het overige personeel maakt ons verblijf ook bijzonder met een persoonlijke touch waardoor ik de hele zandweg ellende al snel ben vergeten.
Dit verblijf heeft Aad niet zomaar gekozen. De voormalige jachtlodge Schrikkloof is in 2019 aangekocht door rijke Nederlanders. Zij hebben in Nederland de stichting ‘Leeuw’ opgericht. Het opvangcentrum Anna Palowna in Nederland werd te klein voor alle opgevangen leeuwen. Het zou beter zijn om ze terug te plaatsen in de natuur waar ze thuishoren. Naast de lodge wonen op dit moment 18 leeuwen die zijn mishandeld en in circussen hebben gewerkt. Ze zijn ingevlogen vanuit Nederland en worden hier liefdevol opgevangen en verzorgd.
Onderwerpen over ongelijkheid en dierenleed gaan me altijd aan het hart. Elke ochtend rijden we mee met de verzorgers om te kijken hoe de 18 leeuwen gevoerd worden.
Twee dagen geleden zijn er twee welpen met de KLM aangekomen. Ze hebben een zware reis achter de rug en zijn nog erg onwennig. Heel schuw kijken ze vanuit hun hokje naar buiten. Ze durven niet rond te lopen. Ze hebben geen grotere ruimte gekend dat een hok van twee bij twee en weten geen raad met de open lucht.
Ze zijn weggehaald bij een bende criminelen uit Kuwait. Het is aandoenlijk om te zien. Het liefst ga ik ze aaien en influisteren dat nu alles goed komt.
Alhoewel.…zelfs op deze verlaten plek is het nodig om ‘snachts bewakers met honden rond te laten lopen. Het gevaar van stropen ligt altijd op de loer.
Stichting Leeuw heeft een Afrikaanse versie opgericht; ‘the Lion Foundation.’ Men vangt eerst de leeuwen in Nederland op en als ze op krachten zijn gekomen worden ze herplaatst naar de 700 hectare van de Schrikkloof lodge.
‘Here they have peace and quiet after a hectic and stressful life in the circus or as a ‘pet’, legt Moses, de verzorger, ons uit.
Er lopen ook ezeltjes rond. Het is de ezel opvang en bestaat uit 50 ezeltjes die loslopen buiten de omheiningen van de leeuwen. Nee, de ezeltjes worden niet gevoerd aan de leeuwen!
Binnenkort gaan ze ook een apen opvang openen. Het moet een fortuin kosten om al die dure omheiningen te bouwen, het voer te kopen, een team aan verzorgers en dierenartsen te betalen. Het enige waar de bewakers op moeten letten, is zich niet te vergissen met het openen en sluiten van de hekken. Deze leeuwen hebben het niet zo op mensen in vergelijking tot wilde leeuwen.
‘One mistake, last mistake!’
Het is kerstavond.
Een diner op Kerstavond en een uitgebreide kerstlunch op eerste Kerstdag zijn in zuid Afrika de hoogtepunten van Kerstmis.
Het uitgebreide buffet is met liefde bereid. Veel salades, groenten, gebakken aardappeltjes en het Zuid-Afrikaanse gerecht bobotie; een fruitige ovenschotel op basis van gehakt, rozijnen en specerijen.
Het BBQ vlees voer ik aan de twee jachthonden.
En als afsluiting een heerlijk toetje; Malvapudding, een typisch nagerecht uit de Zuid-Afrika. Het is een zoete cake, warm opgediend met vanille saus.
We hebben toch nog een beetje een kerstgevoel als de bekende liedjes zoals ‘I’m dreaming of a white Christmas’ door de luidsprekers klinken.
Alle overwinst van onze bestedingen
gaan rechtstreeks naar de leeuwen opvang. Dat is nog eens een goede kerstgedachte!
Als het schemerig wordt, gaan we met Moses een Safari maken in de omliggende wildernis. Ik ben blij te horen dat hij als ervaren gids erg bang is voor olifanten. ‘Ze zijn onbetrouwbaar en kunnen ineens aanvallen!’ Hij bevestigt mijn oerinstinct. Olifanten zijn naar mijn idee te groot en te sterk om mee te dollen. Er worden jaarlijks teveel auto’s door de grote slagtanden 180 graden omgekieperd.
Zijn jeep rijdt met het grootste gemak over de grote keien en door diepe plassen. Wat heerlijk zo’n auto met de juiste wielen.
De wind waait in mijn haren, ik ruik geuren van onbekende planten en vlak langs ons passeert plotseling een groepje giraffen.
Er zitten zeven Indiase meisjes in de jeep achter ons. Ze logeren maar een nachtje in de lodge om een verjaardagsfeest te vieren. Met vrolijke gasballonnen om de jarige heen en op hoge hakken giechelen ze wat af op de achterbank. Wildlife zien we verder niet veel, de ballonnen schrikt de ‘big five’ vast af.
Moses, de gids, geniet van de natuur als geen ander. Voor hem was het werken op de voormalige logde een moeilijke tijd. Zijn eerste baan was bij de toenmalige jacht lodge. Met lede ogen moest hij aanzien hoe prachtige leeuwen voor de lol werd afgeschoten door rijke buitenlanders. Hij kon er niet meer tegen.
Moses kon zijn oren niet geloven toen hij hoorde dat Nederlanders de logde hadden gekocht en deze zouden gebruiken om leeuwen te redden. Sindsdien is hij de gelukkigste man op aarde.
Thomas de manager is een boeiende gesprekspartner. Hij is ongeveer van mijn leeftijd. Al twintig jaar is hij werkzaam in de toeristen industrie. Vijf maanden is hij nu de manager van de Schrikkloof lodge.
Ik kan alles aan hem vragen. Dus begin ik weer met het bewogen onderwerp ‘Apartheid’.
Thomas was 16 jaar oud toen Nelson Mandela werd bevrijd. Hij haalt herinneringen op. ‘Het was een rare tijd voor ons. Ik kende geen andere wereld dan de apartheid, dat was de normale wereld voor ons. Mijn ouders en grootouders hadden nog nooit aan tafel gezeten met blanken, dat gold al zo voor honderden jaren. Wij dachten dat dat de enige normale wereld was. Ik was er van overtuigd dat heel de wereld zo in elkaar stak. Ik kon ons leven met niets vergelijken. We hadden geen kranten, social media bestond niet en we spraken alleen met elkaar. Ik dacht werkelijk dat heel de wereld zo was. Het was voor ons heel raar toen dat ineens veranderde. En dat de wereld anders bleek te zijn’.
Het is moeilijk voor te stellen hoe geïsoleerd men een paar jaar geleden nog leefde. Dat is het positieve van sociale media. Berichten over onrecht lekken op social media uit als een olievlek over heel de wereld.
Thomas vertelt door;
‘Nelson Mandela was een goed opgeleide man. Hij en zijn maten kenden de wet, ze konden lezen. Voor ons waren zij ‘enlightened’.
Dat waren wij niet.
Wij accepteerden gewoon dat wij minder waren. Als ik met mijn vriendjes aan het voetballen was, dan kwam de witte politie ons zonder reden in elkaar slaan. Wij noemden alle witte mensen ‘baas’. In onze beleving waren in heel de wereld de witte mensen de baas. Dat werd ons zo geleerd. Dat was onze enige werkelijkheid.
Ik voel me soms nog steeds onwennig als ik op gelijkwaardigheid met blanke toeristen praat. Maar we zijn van ver gekomen! De weg naar vrijheid was voor ons lang en pijnlijk!’
Ook voor Indiërs hangt de tijd van de apartheid nog vers in het geheugen. Ik sluit vriendschap met de dertig jarige Harishka. Ze is met haar Indiase ouders, broer en oma te gast in de lodge voor de kerstdagen. Ze is een gezellige kwebbel en wil even onder het juk van haar dominante moeder uit zijn. Ik breng uren met haar door op het terras. Met een kopje thee in de hand ondervragen we elkaar als twee doorgewinterde journalisten.
Haar vader is hoofd van de politie in een van de meest criminele steden van zuid Afrika, Durban. Zolang de ANC aan de macht blijft, verbetert het niet. Toch zal de bevolking volgens haar niet op een andere partij stemmen. ‘Serious trust issues! De zwarte bevolking is bang dat zonder de ANC de apartheid weer terugkomt. Het trauma zit zo diep!’
Ze ziet de toekomst somber in voor zuid Afrika. Vroeger was het volgens haar vader beter, toen ‘de witten nog aan de macht waren.’
Maar, voegt Harishka er opgewekt aan toe, het is wel zo dat dertig jaar geleden ik niet zo gezellig samen met jou op het terras had mogen kletsen! Dat is toch een grote vooruitgang! We toosten daarop met ons glas rooibosthee en kijken tevreden naar de prachtige sterrenhemel. Miljoenen sterren schitteren aan de hemel zoals ze dat alleen in Afrika doen.
Aad is ondertussen druk in de weer met twee blanke broers in de twintig. Het is een tweeling uit Pretoria. Ze komen hem trots vertellen dat ze een Nederlands paspoort bezitten. Ze willen naar Nederland, volgens hen is dat het beloofde land.
Hun eerste vraag is; ‘Hoe veilig is het daar op straat?’ Opgelucht en vol ongeloof kijken ze elkaar aan wanneer Aad zegt dat je veilig met je telefoon op straat kan lopen.
Maar zodra ze prijzen van huurwoningen horen, zakt hun kin langzaam teleurgesteld op hun borst. Het is voor hen een onbetaalbare droom.
De lodge lijkt ondertussen wel op een big brother huis; waarin een groep onbekende personen gedurende een periode in een geïsoleerd huis bij elkaar wordt opgesloten. Ik vermaak me kostelijk.
Zo is er nog een deelnemend koppel in de lodge aanwezig. Het is een gepensioneerd blank echtpaar uit het grensgebied bij Botswana. Het zijn al generaties lang echte boeren. Ze houden vele vleeskoeien en wonen ontzettend afgelegen. In vergelijking bij hun adres, is deze lodge nog gelegen in de bebouwde kom.
De man, William, is een van de voorvechters geweest tegen de apartheid. Hij spreekt vloeiend drie Afrikaanse stammen talen, naast Engels en Afrikaans. Ik hoor hem met het personeel in hun taal spreken en grapjes maken.
Naast het boeren is hij hoog opgeleid en gaf lezingen op de VU en UVA in Amsterdam, over ‘human right’ in de tijd van de apartheid. Hij vertelt trots dat hij heel zijn leven goed heeft samengewerkt met zijn personeel en met hen samen dineerden. Tegen alle apartheidswetten in, heerste er op zijn boerderij gelijkheid, broederschap en respect voor elkaar. Zo heeft hij ook hun taal geleerd.
Dit boeren echtpaar loopt geen enkel risico vermoord te worden door wraakzuchtige Afrikanen. Ze staan zeker niet op de zwarte lijst.
Thomas en het personeel respecteren hem voor wat hij gedaan heeft voor de zwarte bevolking. Ze worden haast aanbeden als heiligen. Voor mij is hij een antropoloog uit het veld! Wat zal hij allemaal nog veel meer te vertellen hebben. Maar hij verkiest liever een rustige kerst met zijn lieftallige vrouw.
Ook al lijkt de regenboog natie van Nelson Mandela binnen de muren van de lodge werkelijkheid te zijn geworden. Er blijken toch ongemerkt nog wat ongemakkelijkheden te bestaan, waar ik als buitenstaander geen weet van heb.
Als ik aan Thomas vraag wie die ene familie is die zich constant afzondert, wordt mij weer iets nieuws duidelijk.
Dit gezin praat tegen niemand en maakt amper oogcontact. ‘Wat denk jij wat er met dit gezin is?’ Thomas vraagt het aan mij en daagt mij steeds uit tot meedenken.
‘Hoezo wat is?’Vraag ik verbaasd. ‘Misschien zijn ze gewoon niet aardig of sociaal.’
‘Nee niets van dat alles. Het zijn de colored people. Zij horen nergens bij. Ze zijn niet zwart, ze zijn niet wit. Aan zijn achternaam zag ik al genoeg. Zijn achternaam is Frazer! Dan heeft hij wit bloed, maar zijn gelaatstrekken zijn zwart ook al is hij lichtbruin. Zijn kinderen zijn echter wel zwart.’
Dat maakt dat deze mensen zich volgens Thomas ongemakkelijk kunnen voelen als hij hen zou vragen waar ze vandaan komen.
Thomas zegt dat hij mij wel spontaan hoort vragen naar iemands achtergrond. Uit mijn mond is het volgens hem onschuldig omdat ik als buitenlander oprecht geïnteresseerd ben. Ik heb geen mening of oordeel zoals een local.
Thomas vertelt dat hij normaal gesproken niet wil vertellen waar hij vandaan komt. Daar hebben de meeste zuid Afrikanen meteen een oordeel over. ‘Tegen jou kan ik het wel vertellen. Ik kom uit het grensgebied met Zimbabwe. Ik ben in de ogen van een zuid Afrikaan meer een Zimbabwaan. En dan sta ik weer lager op de hiërarchische ladder. In de ogen van de Indiërs ben ik nog veel minder waard. Ze respecteren mij niet.’
Hij knikt met een afkeurende blik naar de moeder van Harishka. De moeder commandeert Thomas alle dagen. Ze wil dat er speciaal Indiase vegetarische gerechten voor hen worden klaargemaakt. Ze heeft veel eisen maar wil korting op hun verblijf. Thomas walgt van deze arrogante mentaliteit.
Tegen mij is de Indiase moeder erg aardig. Ze vraagt me regelmatig bij hun te komen zitten. Thomas lacht minzaam; ‘Ze likken naar boven en ze schoppen naar onderen.’
Uiteindelijk voegen Aad en ik ons bij een Zwitsers echtpaar. Ze lopen een beetje onwennig rond in hun complete outdoor kleding. Ze dragen bergkleding die thuishoort in de Zwitserse Alpen: de synthetische afritsbare broeken, hoge bergschoenen, fleece truien. En dat bij deze tropische temperaturen en geen mogelijkheid om veilig te hiken.
In hun moeizaam Engels komt er uiteindelijk een gesprek op gang.
Ze zijn vaak voor de gek gehouden in zuid Afrika, vertelt Klaus. Toen ze onlangs bij de grens Swaziland stonden zeiden de douane ‘Welkom in Mozambique!’ Ze waren in complete paniek! ‘Zijn we dan zo verkeerd gereden? We snapten er niets van!’
De douane sloeg dubbel van het lachen en gaf hen de stempel ‘Swaziland’ in hun paspoort. De Zwitsers vonden het niet zo grappig.
Ik was er graag getuige van geweest. Ik houd wel van die Afrikaanse humor!
De Zwitsers praten liever over de politiek dan over Afrika. Ze zijn zo blij niet bij de EU te horen. Klaus is zo trots op hun land omdat ze via referenda nog enige inspraak hebben. Geen gender/woke gedoe voor Zwitserland. Alles werd weggestemd door het volk. Mocht de EU het te gek gaan maken, zou er dan nog een reddingsplan voor ons kunnen zijn in Zwitserland?
‘Kunnen wij ook staatsburger van Zwitserland worden?’ Vragen we Klaus.
Klaus maakt het bekende ‘geld gebaar’ met zijn duim en wijsvinger en lacht geniepig.
Ik weet nog niet zo net of ik wel in Zwitserland wil wonen. Geef mij op dit moment maar zuid Afrika. Ondanks de ellendige zandpaden.
De laatste nacht doe ik bijna geen oog dicht. Om drie uur begint het te onweren en de leeuwen brullen luidkeels. Ik ben te opgewonden om nog rustig te gaan slapen. Hoe Afrikaans kan je het nog meer krijgen dan dit!
De leeuwen zijn niet de enige die me uit mijn slaap houden. Bavianen lijken een gevecht met elkaar te zijn aangegaan. Een oorverdovend gekrijs dat door merg en been gaat.
De ezels zetten het als een reactie hierop op een luid balken. Als antwoord op alle geluiden beginnen de kikkers ook nog te luid kwaken. Een totale kakafonie!
De dieren houden het uren vol. Maar het meest aanwezige geluid is toch wel die ene irritante mug. Hard zoemend als een kleine drone boven mijn hoofd, maar onzichtbaar als ik het licht aandoe om de mug een finale klap uit te delen.
Ondertussen is het half vier snachts. De airco houdt de kamer koel. Maar dan ineens, load shedding. De airco valt uit, geen airco meer van vier tot zes. De slaapkamer warmt snel op. Ik zet de terras deur open. Er komt een heerlijke koelte binnen. Waarschijnlijk ook nog meer muggen. Dat kan er nog wel bij.
Weldra vliegt er een vogeltje naar binnen, het fladdert tegen het rieten dak. Wat een lawaai daarboven in de nok.
Ik ga buiten op het balkon zitten. Van slapen komt toch niets meer. Het is buiten heerlijk koel. Na een uurtje komt de zon op. Een zonsopgang op zijn Afrikaans: subliem rood en oranje. Zodra de zon hoger komt, valt de natuur helemaal stil. Alsof er geen enkel beest in de wijde omgeving is. Ik voel me slaperig maar ik had dit toch niet willen missen!
Even later hoor ik Thomas’ schaterlach door de lobby galmen. Dan dringt de geur van gebakken spek en eieren mijn neusgaten binnen. Het wordt tijd om naar beneden te gaan voor het ontbijt en voordat alle de andere reizigers opstaan.
Terwijl ik de trap afloop, hoor ik een auto het terrein oprijden. Dat is vroeg! De auto komt terug vanaf de toegangspoort en ik zie onze jonge ober, Patrick, uitstappen met twee collega’s. Hij is verbaasd mij al zo vroeg te zien. Patrick verklapt dat hij na het werk op stap is gegaan in het dichtstbijzijnde dorpje. Met de dienstauto zijn ze midden in de nacht vertrokken, het lange zandpad in het pikkedonker afgescheurd om te gaan feesten.
Er was een dansfeest georganiseerd ergens op een open veld met veel muziek. Ze hebben heel de nacht wild gedanst. ‘I needed it!’
Dat heb je inderdaad wel nodig als je 23 jaar oud bent.
Ik ben blij voor hem. Hij is zo jong en sprankelend. Dan valt het niet mee om zeven dagen per week, maand in maand uit, op deze geïsoleerde plek te verblijven, enkel in het gezelschap van oudere mensen. Opgewekt trekt hij zijn schort aan en is weer klaar voor een lange dag om het ons naar ons zin te maken. Ik beloof hem zijn geheimpje voor me te houden.
Patrick wordt mijn vaste praat maatje deze week (‘lekker chat’, zoals hij onze gesprekjes noemt). Hij wil graag natuur gids worden en toeristen vertellen over zijn kennis van de wildernis. Hij komt ook uit het grensgebied van Zimbabwe. Zijn stam is helemaal zelfvoorzienend. Hij is zo verbaasd dat wij, toeristen, zo weinig weten over wat de natuur ons te bieden heeft om te overleven. Patrick vertelt dat hij vroeger als kind op vogels ging jagen. Hij nam zakkenvol mee naar huis. Waarschijnlijk beschermde vogels. De vrouwen bereidden het gevogelte in grote potten op een houtvuur. Hij jaagde zelfs op luipaarden. Soms was hij dagen in de wildernis met een vriendje. Ze gooiden stenen met behulp van katapulten. ‘
‘We bleven dagenlang in de wildernis en aten alleen de vruchten aan struiken. Er bestonden geen rugzakken met een flesje water en een voorraad eten. We keken wat de bavianen aten, en dan aten wij het ook!’
Toen Patrick bij de lodge kwam werken vond hij het wel bijzonder om te zien dat buitenlanders zoveel geld uitgaven om de dieren te beschermen. Hij ging met grote verhalen naar huis en vertelde zijn dorpsgenoten over het redden van dieren door rijke blanken uit andere landen. ‘Conservatie’, dat woord kent onze stam niet. We leven gewoon in harmonie met de natuur.
Ik vraag Patrick hoe het in zijn dorp was tijdens de Corona jaren
‘Wij werden niet echt ziek. Als iemand griepig werd, haalde de medicijnman de juiste wortels uit de bush. De wortels werden gekookt en de sap moest de zieke opdrinken. Dan werd hij weer beter.’
Het dieet uit zijn dorp bestaat enkel uit maïsmeel pap en bonen. Af en toe wat vlees uit het wild. Groenten vinden ze overgewaardeerd. Je leeft prima op mais en bonen.
‘Wij eten wel gedurende de dag een stukje fruit van een plant of boom’.
Wat Patrick opvalt is dat iedereen in zijn dorp mager is. Sinds hij in de lodge werkt en eet wat de kok bereidt, vindt hij dat hij dikker is geworden. In mijn opinie is hij erg slank.
Hij eet nu voor het eerst veel aardappelen, brood en pasta. Ook elke dag ham, kaas en vlees. ‘Dit kan niet gezond zijn. Ik ben nu iets dikker en veel eerder moe! Zoveel keuze in eten is niet nodig. Mais en bonen is het enige wat de mens nodig heeft!’
Hij heeft wel heimwee naar huis, maar de reis naar huis is te duur.
Wat zou ik hem graag een lift aanbieden naar zijn dorpje in ruil voor een bordje maispap en bonen. Laat dat maar mijn dieet worden voor een paar dagen.
Wat doen jullie als iemand ziek is? Bel je dan een dokter? Vraag ik hem.
‘Dokters wonen op een afstand van vijf uur rijden, dus dat heeft geen zin.
Wij gaan zelf naar de bush en zoeken het juiste medicijn. Zo deden we het altijd. Generaties lang. Wij weten niet beter. Als iemand door een cobra wordt gebeten, maken we zelf een smeersel van wortels en het geneest dan snel.
‘De toeristen weten helemaal niets. Hoe kunnen jullie ooit in de natuur overleven?’ Lacht hij. Ik vind het niet grappig. Het idee dat deze jongen mijn leven moet redden als het er op aan komt.
‘Vorige week kwam er een groep Duitsers logeren en zij gingen zomaar wandelen! Wij zeiden nog dat ze dichtbij de lodge moesten blijven. Maar ze luisterden niet. We vonden het raar dat ze naar vijf uur nog niet terug waren. Het werd al schemerig. Al snel bleek dat ze helemaal verdwaald waren. Ze hebben geen enkele richtingsgevoel en zien het gevaar niet in van alle wilde dieren. Cobra’s zitten overal onder de stenen.’
Er werd een zoekactie op touw gezet. Na een paar uur zoeken werden de Duitsers uiteindelijk gevonden.
Mij zal je de wildernis niet zien ingaan, of enkel met mijn vriendje Patrick aan de arm.
Geschreven door Touring