Limpopo Pilanusberg Park - hoofdstuk 17

Zuid-Afrika, Pilanusberg

Vandaag wordt het weer een rijdag. We nemen afscheid van Rob en Michelle, belovend dat we elkaar ooit weer ergens zullen treffen. De lieve hond Chester wordt verdrietig wanneer hij ons de koffers ziet inpakken. We hadden een hechte band opgebouwd met Chester. Hij leek identiek op Nila. Maar bij reizen past geen huisdier.

Vandaag willen we 300 kilometer rijden naar Boshoek. Het uitgangspunt voor Pilanusberg park. De reis verloopt vlot. Afrikaanse blauwe luchten met sneeuwwitte wolken. We doorkruisen de rijkste provincie Gauteng, met prima wegen. Ik kan zelfs zomaar lezen en schrijven onder het rijden. De conditie van het asfalt is een dagelijks gespreksonderwerp geworden. Waar slechts een tweebaansweg is, maakt men er zelf een vierbaansweg van. Het trage vervoer rijdt gewoon op de vluchtstroken zodat de rest kan inhalen.

Op borden langs de weg staan oude koloniale plaatsnamen zoals ‘Swartkoppies’ en ‘Swartruggen’.
‘Over de zwarte ruggen zal het hier vroeger wel verdiend zijn!’, merkt Aad op. Over rascistische benamingen gesproken. Dit soort namen zou in Nederland zeker tot heftige discussies leiden. Misschien heeft niemand er in zuid Afrika een negatieve associatie bij.

Al snel rijden we Gauteng weer uit en weer een volgende provincie in, Limpopo. Deze ligt helemaal in het noorden van Zuid-Afrika. Het is een gigantische provincie die grenst aan de buurlanden Mozambique, Zimbabwe en Botswana. Voor lange tijd was dit deel van Zuid-Afrika moeilijk begaanbaar. Tijdens de apartheid werd de provincie eenvoudig ‘De Noordelijke provincie’ genoemd. De lokale Venda bevolking noemen het weer Limpopo, dat betekent ‘het beloofde land’.

Komende vier nachten logeren we in een Afrikaans resort vlakbij het Pilanus Berg National Park.
Het Sundown resort lijkt sjieker op de foto’s dan het in werkelijkheid is. Aad verandert de S van Sundown in een R; Rundown resort zou een betere benaming zijn. Het heeft veel weg van een kazerne. Rijen bakstenen huisjes die twee aan twee over een groot veld staan verspreid. De helft is echter nog niet af. Over de accommodatie, een kaal ingericht huisje met een goede airco, hebben we niets te klagen. De eerste dagen is het rustig maar tegen het weekend stromen de huisjes vol met locals. In het restaurant vieren grote gezelschappen feestjes. Zodra er muziek wordt aangezet, staat het gezelschap op om heupwiegend de conversatie voort te zetten. Load shedding verpest de vrolijke uitgelaten sfeer. De lichten gaan uit, WiFi valt uit en de muziek stopt. Het feest is voorbij. Ik vind het heerlijk; zo is het al vroeg doodstil. Wij lezen nog even een boek bij kaarslicht. Zo lijkt het in december toch nog een beetje kerstmis.

Voor een goede WiFi verbinding lopen we steeds op en neer naar de receptie, een wandeling van 1,5 kilometer.
We lopen elke dag minstens twee keer op en neer. Dan hebben we toch nog wat lichaamsbeweging. Het is heerlijk om dat vroeg in de ochtend of laat in de middag te doen. Bij temperaturen overdag van dik 35 graden pleeg ik geen enkele inspanning.

We bestellen wat te drinken bij de ober, een vermoeid uitziende vrouw. Ze heet Rebecca en is de vriendelijkheid zelf. Ze vraagt waar we vandaan komen en vervolgens krijg ik beetje bij beetje haar levensverhaal te horen.
Ze werkt al 36 jaar als bediende in dit resort. In 1980 is ze begonnen.
Dat waren nog vele jaren onder de apartheid. Ik ben benieuwd hoe dat voor haar was. Tijdens de kerstvoorbereidingen is dat niet het gesprek dat ik wil opstarten. Nu is het resort overwegend voor zwart Afrika. Wat een verschil moet dat voor haar zijn.
Om 13.00 begint haar dienst. Elke dag loopt ze een uur langs de doorgaande weg om op haar werk te komen. Dat betekent op het heetst van de dag langs de weg lopen met een parasol in de hand. Er rijden geen taxi busjes naar het resort. Liften is altijd een risico.

Er is pas een jongeman aangenomen als manager. Hij behandelt haar als een slaaf. Ze is erg gestrest en kan niet wachten tot ze volgend jaar met pensioen mag.
‘Pensioen? Hoe oud ben je dan? Vraag ik. Ik schat haar rond veertig.
Ze is 63 en haar moeder is 78. Snelle rekensom. Haar moeder was pas 15 jaar toen Rebecca werd geboren. Vader is overleden aan TBC.

Ook haar man is acht jaar geleden overleden aan TBC. Sinds ze hier werkt, is ze begonnen aan de bouw van haar eigen huis. Steeds een beetje sparen en dan weer verder bouwen. Het huis is voor haar kleinkinderen. ‘Dan kunnen ze later zeggen, hier heeft granny heel haar leven voor gewerkt!’

Tijdens een van de wandelingen terug naar ons huisje, ontmoeten we Thlako. Hij houdt de wacht bij de slagboom. Thlako is gekleed in een militair uniform om het kazerne gevoel compleet te maken. Hij is nog erg jong, maar niet verlegen. Nieuwsgierig vraagt hij waar wij vandaan komen.
‘Nederland!’ Zeg ik.
‘Ohhhhh…!’, maar ik zie dat er geen lichtje bij hem gaat branden.
We leggen uit dat het winter is in Europa. We komen o.a. voor de zon naar zuid Afrika. ‘De hoge gasprijzen zijn onbetaalbaar en dan nog de oorlog….etc..’ ratel ik door. Ik raak hem na mijn eerste woord al kwijt.
‘Zei je net dat het in jullie land winter is terwijl het hier zomer is? Hoe kan dat nou?’, vraagt hij heel verbaasd.
Even zijn we verbaasd over deze vraag. Wat voor kennis heeft zo’n jongen eigenlijk? Is hij naar school geweest? We hebben geen enkel idee van iemands achtergrond.
‘Sorry, zegt hij weer, maar mag ik jullie vragen hoe zoiets kan. Ik snap dat niet.’
Aads uitleg heeft hem geïntrigeerd.
Aad vertelt dat we ook in dezelfde tijdzone zitten als in Nederland. Maar dat wanneer je naar Amerika vliegt, je in een ander tijdzone komt.
Hij is met stomheid geslagen.
Aad legt het opnieuw zo eenvoudig mogelijk uit.
Voor Thlako gaat er een wereld open. Hij is leergierig en belangstellend.
‘Ik wil zo graag veel leren en reizen zoals jullie maar ik ben in mijn leven nog nergens geweest. Nowhere!’, roept hij gefrustreerd uit.
‘Hebben jullie geen andere baan voor mij?’ Hij vraagt of wij hem kunnen helpen om verder te komen dan de rest van zijn leven op het krukje bij de slagboom zitten.
Tja, we weten echt niet hoe we hem verder kunnen helpen.
Ik zeg sorry, dat hebben we niet. We zeggen gedag en lopen door. Als ik na een paar meter omkijk, zie ik hem naar zijn krukje bij de slagboom sjokken. Hij rekt nog even uit voor hij voor de komende twaalf uur de wacht houdt om onze veiligheid te garanderen.
Morgen zullen we hem weer zien. Misschien kunnen we een aardrijkskunde boekje voor hem kopen. Kan hij wel lezen?
Ik zie voor mij wel een rol als vrijwilligster weggelegd om hem wat basisschool kennis te geven. En ik weet zeker dat hij mij ook veel kan leren over zijn cultuur. We zullen het vast goed met elkaar kunnen vinden.

Nog even wat vers fruit kopen in de lokale Spar. Op de parkeerplaats is het een chaos van taxi busjes en een gekrioel van mensen. Een jongen komt aangesneld. Hij belooft goed op onze auto te passen terwijl wij in de supermarkt zijn. Ik ben er inmiddels aan gewend geraakt, die privé oppashulpjes. Ik vind het wel prettig. Overal worden we vriendelijke aangesproken en krijgen ongevraagd hulp aangeboden.

In de Spar staat een lange rij met werknemers voor de vers gemaakte gerechten. Nog even een maaltijd kopen voordat deze mannen de mijnen ingaan. Vlakbij, bij Rustenburg, bevindt zich de grootste platanium mijn van Afrika. Er is een keuze uit kip, rijst, mais, bruine bonen en vleesgerechten die ik niet kan identificeren. Achter de toonbank werken zeven medewerkers met kerstmutsen op. Een van hen begint spontaan een hymne te zingen. Ik luister bewonderend naar deze vocal in een onverstaanbare taal. Hij zingt voor wie wil luisteren of misschien gewoon voor zichzelf om door zijn lange werkdag heen te komen. Ze beginnen om zes uur smorgens en eindigen hun dienst om zes uur savonds. Dan volgen de andere medewerkers hem met hun gezang. Spontaan uit het niets ontstaat er dit prachtige vocale koor! Het klinkt als Lady smith black Mombasa. De werkers in de rij pakken ook de hymne op daarbij op en neer wiegend van de ene voet op de andere op het spontaan ontstane ritme. Ik sta vol bewondering te kijken en vergeet te bestellen wanneer ik aan de beurt ben.
Als ik mijn bonen afreken geef ik een fooi. ‘God bless your ma’am!’ Zegt hij met een knipoog en hij zingt luid verder.
Zo is vast de blues muziek ontstaat.

De werkers lopen met hun bakje eten onder de arm de winkel uit naar de taxi busjes. Zij gaan de mijnen in en wij gaan voor de derde dag op Safari. Hun motivatie om de dag positief beginnen lijkt vele malen groter dan de onze. Het werkt zo aanstekelijk en ik ben ergens wel jaloersig deze cultuur.

Ik koop slechts een bakje bonen met rijst. Iedereen krijgt een plastic lepeltje bij hun bakjes. Tot mijn verrassing geven ze mij naast het lepeltje, ook nog een plastic mesje en een vork!
Lijk ik echt zo sophisticated dat ik niet zoals zij alleen met een lepeltje kan eten? Altijd proberen de Afrikanen de buitenlanders een net iets specialere behandeling te geven.
De kassiere wenst me vast smakelijk eten en een fijne dag. We voelen ons zo welkom en geraakt door de vriendelijkheid van dit volk.
Wat zal ik dit land enorm missen als ik weer door de regen naar de Jumbo in Drenthe loop.

Ik koop ook nog ananas, papaya, bessen, noten, 5 liter water en een watermeloen. Het kost allemaal geen drol.
Ook nog even wat Rands pinnen voor het geval er geen pinbetaling gedaan kan worden.
Het blijkt geen goede dag om te pinnen. Eind van de maand worden namelijk de salarissen uitbetaald. Er staan lange rijen mensen voor het pinapparaat. Dat kan nog wel uren duren.

De Spar is onze reddingsboei. De herkenbare wereld met een sausje Afrikaans erover gegoten. De overige winkeltjes in het dorpje Ledig staan in de berm van de weg. Het zijn donkere metalen hutjes. Zo is er de ‘five star supermarket’ met een graffiti opschrift ‘Jezus is my Shepard’. Een schoenmaker; hij zit werkeloos buiten op een krukje te wachten op klanten. Er zijn een aantal ‘hair dress shops’. Ik wil graag een kleurtje in mijn uitgebleekte haren na al die maanden Afrikaanse zon. Zou dat in zo’n hutje mogelijk zijn voor mijn type haar? Vermoedelijk doen de kapsters alleen maar aan Afro vlechtwerk.

Weer terug op Safari vandaag. Pilanesberg National Park ligt in de krater van een oude vulkaan. In dit beschermde natuurgebied leven alle grote Afrikaanse dieren. Zodra we de toegangspoort doorrijden, zit ik met mijn camera in de aanslag. Weer hopend op dat perfecte plaatje. De eerste kilometers bestaat het wildlife vooral uit de gele Weaver vogeltjes. Fanatiek fladderen ze hun ingenieuze nestjes in en uit.
En dan een hele dikke muis. Zo eentje zie je niet in Europa. Ik zie er de schoonheid wel van in en geef hem net zoveel aandacht als een leeuw. Aad wil doorrijden, op zoek naar olifanten. We beleven de safari’s ieder op onze eigen manier.
‘Wie het kleine wildlife niet eert, is het grote wildlife niet weert!’

We rijden rustig door het park, al kletsend over wat we gaan doen als we weer terug zijn in Nederland. We hebben nog weinig oog voor de mooie omgeving.
Totdat Aad plotseling op zijn rem trapt. Er staat een olifant in het gras pal naast de weg. Het blijft een imposant gezicht om zo’n angstaanjagend groot dier in het wild te zien. De blessing van de zanger uit de Spar geeft me enig comfort op dit spannende moment.
Olifanten blijven groot en spannend, je weet nooit of ze relaxed zijn of slecht gehumeurd door onze aanwezigheid. Deze olifant lijkt zich niet aan ons te storen. Maar zoals de gids al waarschuwde; ‘You can’t take any chance with them! Especially when they have babies.’ Vorige week werd er een auto met Duitse toeristen omgekieperd door een olifant. Ze respecteerden de juiste afstand niet.

Verderop zien we een paar auto’s stilstaan. Een van de 200 leeuwen ligt verderop te slapen in het hoge gras. Hij is voor ons oog onzichtbaar. Het eindeloos liggen kunnen leeuwen dagenlang volhouden. We staan ook maar even stil. Gewoon om erbij te staan. Iedereen kijkt naar hetzelfde hoge gras zonder iets te zien. ‘Is er geen heggenschaar in de auto?’ Vraagt Aad. ‘Nee!’
Hij vindt dat ze het gras maar eens moeten maaien.

Impala herten zijn er overal. Vele bambies huppelen onbezorgd om hun moeders heen. Onwetend voor het grote gevaar dat overal loert.
‘Stop!!!’ Roep ik luid. Aads voet zweeft constant boven de rem. Midden in de hertenkudde staat een gnoes (een wildebeest). Het is een stier, de kudde uitgegooid om een eigen kudde te gaan vormen. Zo werkt dat bij veel kudde dieren in het wild.
Wat zien we daar in de struiken? Een kudde zebra’s. Kunnen we doorrijden of is het verstandiger om te stoppen? Gaan de zebra’s plotseling oversteken? De dieren beschouwen de weg als de hunnen. En wij moeten dat respecteren.

Een alerte Indiër wijst ons waar de giraffen zijn. Aad zet de motor uit en we observeren deze elegante dieren in stilte.
Hoe kunnen we ooit nog ergens door de natuur wandelen zonder dit soort ongekende schoonheid niet te missen. Dat is de reden dat veel mensen steeds terug willen naar Afrika. Het ‘Afrika-virus’ is het langst durende Afrikaanse virus. Het gaat nooit meer over. De liefde voor Afrika. Het is voor levenslang.

Ik voel me een soort mengeling van een paparazzi en een diervriendelijke jager gewapend met mijn camera. Het is erg vermoeiend om dat uren vol te houden. Door de warmte worden we slaperig. Laten we de auto parkeren aan het Hippo meer. Even een tukje doen voordat het donker wordt. ‘sAvonds komt de natuur tot leven. Aad zet de motor uit, de ramen open, draait de stoel naar achteren en hij is meteen in diepe slaap. Even zak ik weg maar dan hebben vele zoemende vliegen hun intrek genomen in onze auto. Dat hoort er ook bij.

Je weet nooit wat je in de wildernis gaat tegenkomen. Zebra’s zijn overal. Herten zijn waar we ook kijken, springbokken, olifanten en giraffen. Het is in Limpopo enkel rijden, kijken en volop genieten.

Midden in het Pilanesberg park is een restaurant met een groot open terras. Verrassend genoeg zien we daar twee neushoorns vlak voor het terras rondscharrelen. De pre-historie straalt er vanaf. Je zou er bijna kilometers voor rondrijden. Terwijl nu blijkt dat de big five geregeld vlak voor het terras graast. Dit is genieten met een cappuccino in de hand. Kan het nog beter!
Ik zie tot mijn verbazing dat de felbegeerde hoorns van de neushoorns hier zijn afgezaagd. Wat een geweldig initiatief! De ober zegt;
‘How else we’re going to protect them?’
Waarom doen ze dit niet bij alle neushoorns?

Op een ‘wildbord’ een computer beeldscherm bij het restaurant wordt per uur aangegeven waar welke dieren het laatst zijn gespot. Dat vergemakkelijkt het zoeken. Alleen de locaties van neushoorns worden niet verklapt. Je weet immers maar nooit. We kijken waar de luipaarden zijn gesignaleerd. Na de lunch rijden we naar die plekken toe om de luipaarden nog een laatste kans te geven zich aan ons te laten zien. Geen geluk ook dit keer, hoe goed we ook in elke boom turen.

Gezinnen komen lunchen met hun kinderen. Het is kerstvakantie. De zuid Afrikanen zijn gezegend met zoveel natuurparken in hun land.
Een jochie wordt ongeduldig en loopt te jennen terwijl zijn ouders nog zitten te eten. Vader wijst hem streng terecht. Het jochie loopt boos weg
Vader roept hem na; ‘Where are you going to run to? Left are the lions and right are the elephants!’
Het jongetje heeft nog geen gevoel voor gevaar en rent linksaf richting struiken.
Vader eet rustig door; ‘He has chosen to be eaten by the lions.’

Wat beweegt daar in het water? Het wordt al schemerig. De nijlpaarden worden wakker. Ze komen half uit het water omhoog om wat rond te kijken. Wat een enorme lijven! Dan zakken ze weer onder water. Het wateroppervlak is weer glad. Niets wijst erop dat er een paar gigantische nijlpaarden onder het wateroppervlak liggen. Nog een leuk weetje; Nijlpaarden hebben korte, dikke poten en daarom kunnen ze op het land niet de liefde bedrijven. Ze paren onder water. De baby’s worden wel op land geboren. Wat leer ik toch veel in Afrika!

Kijk, een ophoping van auto’s! Dat betekenissen maar een ding. Er wordt iets groots gespot. We sluiten aan. Een kudde van 15 olifanten sjokt door het hoge gras. Het zijn moeders met baby olifantjes en mannetjes met grote slagtanden. De ondergaande zon kleurt de lucht okergeel en het gras goud. Dit is de ware savanna. Afrika op zijn best!

Het is nu donker. We rijden we naar de uitgang. Het duurt nog vrij lang voor we daadwerkelijk weer op straat staan. Twee zebras blokkeren de weg. Van de ene kant van de savanna steken ze traag de weg over naar de andere kant.
Zoals de Afrikaners wederom zeggen:
‘Die verste berge is altyd die blouste.’ (Het gras is altijd groener aan de andere kant van de weg).
Haast moet je niet willen hebben.

Voldaan komen we weer thuis. De dagen zijn warm en zonnig en de avonden zijn winderig en fris.
Bij kaarslicht (load shedding wederom vanaf 19.00) heb ik alle tijd om deze dag nog een keer te beleven en hem uit mijn pen te laten vloeien.

Geschreven door

Geen reacties bij dit reisverslag

 

Over deze reis
Aantal reisverslagen:
GPS afstand deze dag:
GPS afstand totaal:
Aantal foto's:
Laatste verslag:
Reisduur:
Reisperiode:

Of schrijf je reisverhalen via de app

Met de Pindat App kun je offline reisverhalen schrijven en foto's toevoegen. Zodra je weer internet hebt kun je jouw verslagen uploaden. Ook via de app plaats je gratis onbeperkt foto's.



Klik op 1 van onderstaande knoppen om de app te installeren.