Vorige week hebben we onszelf ondergedompeld in het lezen over de apartheidsgeschiedenis.
We gaan de gevolgen daarvan vandaag zien. Onze gids, Khonaye Tuswa, haalt ons op in zijn busje en we rijden naar de kale grasvelden midden in het centrum van Kaapstad; District Six. Ooit was het een levendige woonwijk waarin alle rassen en culturen vreedzaam naast elkaar leefden. Het was een schandvlek in de ogen van het apartheidsregime, een spookbeeld van rassenvermenging en meer dan 60.000 inwoners werden onder dwang verwijderd. Gemengde huwelijken werden illegaal verklaard en gemengde vriendschappen werden uit elkaar gerukt omdat het een smet wierp op de zuiverheid van ‘het blanke uitverkoren ras.’
De gids vertelt hoe de apartheidspolitie tot taak had uit te vinden wie tot het zwarte ras behoorde of kleurling was. En waartoe behoorde een blanke met een zongebruinde huid? En hoe een Indiër kwalificeren die van huidskleur zwarter was dan een Afrikaan? Heeft hij toch een hogere rang?
Daarvoor hadden ze een ‘betrouwbare’ test bedacht. Een onzinnige praktijk. Bij alle inwoners werd een potlood in de scheiding van het haar gelegd. Als je tot het blanke ras behoorde, gleed het potlood vanzelf tussen het sluike haar op de grond. Bij een kroezige scheiding bleef het potlood liggen. Duizenden potloden zouden mensen opdelen in verschillende klassen.
De zwarte mannen scheerden zich massaal kaal zodat ze aan deze schifting konden ontsnappen. Maar het volgende idee was een prik met een naalden in de huid. Als je pijn had, gilde je het vanzelf uit in je eigen taal. Onze gids vertelt ditzelfde verhaal waarschijnlijk met grote regelmaat tegen toeristen, maar zijn stem klinkt nog steeds emotioneel. ‘Daarom heb ik mij kaal geschoren, je weet maar nooit’, zegt hij lachend en wrijft met zijn hand over zijn kale hoofd om de spanning wat te ontladen.
Daarna rijdt hij ons naar de grootste township, Khayelitsha, (‘new town’ in de Xhosa taal) van Kaapstad vlak bij de internationale luchthaven. Op een oppervlakte van nog geen 40 vierkante kilometer wonen meer dan 400.000 Afrikanen opeengepakt in golfplaten hutjes. Simosake is een van de inwoners en onder zijn hoede lopen we door de smalle steegjes op weg naar een schooltje voor de township kinderen zodat de ouders kunnen gaan werken.
Zodra we over de drempel stappen, komen de kleintjes juichend met uitgestrekte armpjes als puppies op ons afrennen. Het is voor hen het hoogtepunt van de week als er toeristen naar hen komen kijken. Ze willen graag een voor een worden opgetild, rondgezwierd worden, op schoot zitten, alle aandacht krijgen en ze poseren graag op foto’s met hun grootste glimlach. Ze aaien over mijn haren, klimmen tegen Aads benen omhoog, zetten mijn zonnebril op en schateren het dan uit. Samen bekijken we de selfies. De lerares probeert ze te kalmeren en op het podium een liedje voor ons te laten zingen. ‘We are the world, we are the children’ van Michael Jackson.
Ik vraag onze gids of de inwoners deze bezoekjes niet een soort van voyeurisme vinden wanneer rijke toeristen komen rondkijken en foto’s maken in de slum.
Hij zegt; ‘De toeristen die hier komen zijn respectvol en geïnteresseerd en wij zijn blij het hele verhaal van zuid Afrika te laten zien. Toeristen die alleen maar winkelen in Kaapstad en de mooie dingen bekijken, leren het echte zuid Afrika niet kennen! Maar we willen geen soort safaripark worden waar wij onderdeel worden van Afrika’s big five!’
Het geld dat we aan de gids betalen voor de township rondleiding komt goed terecht. Dit is onze bijdrage aan schooltjes en opvang in townships. Het stelt moeders in staat om hun kinderen naar school te brengen en zelf werk te zoeken.
De gids wil verder, er is nog genoeg te vertellen.
‘Waar je ook bent in Zuid-Afrika; overal zijn de townships als een goedkope verzameling van werkkrachten dicht bij de moderne steden en grote huizen.’
De kleine hutjes, gebouwd van hout en golfplaten, worden shacks genoemd.
De Shantytowns, Bob Marley zong er al over.
Vanaf de weg zien eindeloze townships liggen. De zon reflecteert op een groot plakkaat van golfplaten daken zonder enige begroeiing en daardoor valt het erg op naast de in het groen gelegen prachtige villa’s die Kaapstad rijk is. Onnodig om te melden wie daar wonen.
De townships mogen blijven omdat het gehele personeel van rijk Kaapstad hier woont. Elke ochtend vertrekken er duizenden werknemers vanuit de hutjes naar een verzamelplaats waar honderden witte taxi busjes staan opgesteld. Vanuit deze parkeerplaats worden de obers, schoonmakers, tuinieren, koks, bedienden, verpleegsters maar ook advocaten en docenten voor 30 rand (1,50€) (daarvoor ze gemiddeld 2 uur moeten werken) naar hun werkplek gereden.
Ik vraag de gids hoe het uit te houden is in de zinderende temperaturen van boven de 30 graden onder de metalen dakplaten. Dat moet enorm verstikkend zijn. Simosake vertelt dat de winters het ergst zijn. Hij was geboren in de zogenaamde ‘projects’. Dat zijn betonnen hokken met drie slaapkamers en een gezamenlijk middengedeelte. In een slaapkamer staan drie eenpersoons bedden voor drie koppels. Sardientjes in een blikje. In de vochtige winters werden de matrassen waarop ze sliepen kletsnat door de condens en moesten ze maandenlang op natte matrassen slapen.
De bewoners werden vaak ziek, ze kregen longontsteking etc. Toen COVID kwam, zegt de gids, was het niets ernstigs voor hen omdat ze waarschijnlijk al gehard waren. Van de vierhonderd duizend mensen in deze township was niemand ingeënt tegen COVID en ondanks dat er veel werd gehoest en geproest, is er niemand door het virus overleden.
Simosake lijkt iedereen die we tegenkomen in de steegjes te kennen. Ze spreken Xhosa tegen de elkaar en we horen voor het eerst de bekende klik klak klanken.
Samen met het Afrikaans en het Engels zijn er elf officiële talen in Zuid-Afrika. Circa 8 miljoen Zuid-Afrikanen spreken het Xhosa als moedertaal, onder wie Nelson Mandela.
Kenmerkend voor de klikklanken zijn de medeklinkers ‘c’, ‘q’ en ‘x’ . Deze worden uitgesproken door middel van het maken van een klik met de tong tegen je gehemelte. Hij vertelt dat ‘Xolo’ ‘het spijt me’ betekent, en herhaalt het….’klik’-olo. Het is precies die klik waarmee ik Nishan aan het lopen krijg.
Een van hun Xhosa woorden komt uit het Nederlands. Het woord ‘ilekese’ wat ‘lekker’ betekent. Dat krijg ik nog wel uitgesproken.
De gids uit zijn ongenoegen over de politiek;
‘Miljoenen dollars gaan in zuid Afrika naar groene energie projecten terwijl wij na het werk terugkeren naar de golfplaten wijken’.
De regering bouwt wel mondjesmaat flatjes voor ons, maar we kunnen de hoge huur niet betalen. In de ‘projects’ betalen we 50 rand/3€ per maand maar in de overheidsflatjes betalen we wel 500rand/30€ per maand. Dat is te duur voor ons, een salaris van twee weken zou dan alleen aan huur opgaan.
Hij praat door over het leven in de townships.
‘Als er een probleem is binnen de townships, lossen we het zelf op, we doen aan ‘self policing.’ Als iemand steelt, gaan we naar de dief opzoek en verkopen hem een paar flinke klappen.
Sorry, but we still don’t trust the justice system …’
Ik kan hem geen ongelijk geven. De eeuwen van onrecht en vernedering zijn niet zo snel uit te wissen.
Toch is hij ook positief;
‘Zuid-Afrika is er in al die jaren toch fors op vooruitgegaan. Van uitgehonging, vernedering en knechting zijn we naar “gewone armoede en ondervoeding” geëvolueerd. De bevolking heeft wel brood op de plank, alleen niet genoeg en niet van goede kwaliteit. Eén op drie werkelozen krijgt een minimale staatsuitkering van 300 rand per maand/15€). Twee derde krijgt niets en zij leven van bedelen, hand en span diensten of in het ergste geval van diefstal. De criminaliteit is daarom hoog. Maar 90 procent van de bevolking heeft nu toegang tot elektriciteit en drinkwater. Zonder schoon drinkwater werd er teveel personeel ziek of stierf dus dat was ook niet wat ze wilden.’
We lopen terug naar de bus die ons weer terug zal brengen naar ons luxe apartment aan zee. Ik vraag de gids over het leven onder de lockdowns.
Hij zucht en vertelt dat in de townships de lockdown meer levens heeft gekost door het verliezen van werk, het sluiten van winkeltjes dan door het virus. ‘Van het virus is niemand gestorven. We wilden ons niet laten inenten omdat we Bill Gates niet vertrouwen. Hij wil de wereldbevolking halveren. Dan begint hij vast en zeker in het overbevolkte Afrika!’
De gids is goed op de hoogte van wat er in Nederland gebeurd.
‘Maar hoe zit het eigenlijk bij jullie in Nederland? Koopt jullie regering het land op van jullie boeren? Hoe komen jullie dan aan eten? Straks leven jullie ook in townships….’
Dat was ons laatste gesprek over Nederland. Komende drie maanden blijkt Nederland ver weg te zijn. Niet alleen qua afstand maar ook uit onze gedachten.
Na deze enerverende ochtend moeten we de rest van de dag bijkomen. De volgende dag gaan we met de boot naar Robben island, het gevangeniscomplex waar Nelson Mandela 27 jaar was opgesloten.
Kaapstad centrum is een prachtige gezellige havenplaats vol bloemenperken, terrassen, straatmuzikanten die mijn lievelingsliedjes zingen en vele dure winkels. De mooiste shopping mall die we ooit hebben gezien heeft een grote boekwinkel. We drinken er cappuccino en ik bedenk dat deze koffie meer kost dan een dagloon van de gemiddelde township bewoner.
Op straat spreekt een oudere Afrikaanse vrouw me aan terwijl ik rondkijk en foto’s maak van de mooie gebouwen. ‘Dit hier bouwen ze allemaal voor jullie, voor de toeristen! Zwaait ze met haar armen in de lucht.
‘Ze maken Cape Town zo mooi! Ik werk nog steeds in de schoonmaak, maar ik ben al 75 jaar. Dankzij jullie toeristen heb ik tenminste werk! Mijn ouders zijn al 97 en ik moet ze onderhouden dus ik heb voorlopig nog geen plan om te stoppen!’
Terwijl ze enthousiast doorpraat, houdt ze mijn hand vast en straalt zoveel vriendelijkheid uit dat ik perplex sta te bedenken wat ik hierop ga antwoorden.
Ze blijft mijn hand vasthouden terwijl we langzaam verder lopen. Ze loopt mank dus ze kan wel wat steun gebruiken. Aad en ik wilden net plaatsnemen op een terrasje aan het water en ik vraag haar spontaan of ze ook iets met ons wil drinken.
Ze stopt abrupt en lacht breeduit. ‘Ik moet echt gaan werken maar ik vind het zo ontzettend lief dat je het vraagt! Dat is mij nog nooit gevraagd in de 75 jaar dat ik in Cape Town woon. Ik heb nog nooit op zo’n sjiek terrasje gezeten’.
Ze aait nog even over mijn wang en strompelt weg.
Mijn hart is verwarmd door deze spontane ontmoeting en ik vermoed nu al dat ik Afrika heel leuk en bijzonder ga vinden.
We bestellen twee cappuccino en twee croissantjes, net alsof er weer in Italie zijn. Maar de croissantjes lijken eerder op een soort kerststol. Het heeft de grote van een brood en is volgestopt met spijs. Niet te eten, maar we kunnen niet klagen voor die paar rand.
De ober komt de tafel afruimen. Hij kijkt in mijn theepotje waar een rooibos zakje in hangt. ‘Het is nog niet helemaal leeg ma’am!’ zegt hij verbaasd. Ik heb uit het theepotje twee kopjes ingeschonken maar blijkbaar zit er nog een klein laagje thee in.
Hij vraagt vriendelijk of ik het laatste restje zou willen opdrinken.
Ik kijk in het potje naar dat donkere laagje thee waar ik geen zin meer in heb. Hij legt uit; ‘Sorry dat ik het vraag, maar ik ben gewend dat we alles moeten opeten en opdrinken omdat er bij ons altijd te weinig was. Het is zonde om het te laten staan. Ik was de jongste van een groot gezin, en als iedereen had gegeten en gedronken, mocht ik de restjes hebben’.
Ik giet voor zijn plezier nog een halve centimeter inmiddels koude thee in mijn kopje en drink het op. Zijn glimlach is zo breed als zijn gezicht. Aad was gaan betalen en als hij weer terugkomt heeft hij geen idee wat er zojuist voor bijzondere interactie plaatsvond. En zo sluit Afrika zich al naar een paar dagen in mijn hart.
Robben island ligt 15 kilometer op zee. Met een grote catamaran ferry genaamd ‘Sikhululikele’ (‘we are free’ in Xhosa taal) worden per dag honderden mensen (300.000 per jaar) vervoerd om de kleine cel van een van de grootste iconen uit de geschiedenis te zien die vocht voor vrijheid, verzoening en gerechtigheid.
De moderne entree hal heeft drie etages. Om binnen te komen moet mijn tas door een entree scan en worden onze paspoorten gecontroleerd. De hoge muren hangen vol wijze uitspraken van en krantenartikelen over Nelson Mandela. De rijen bezoekers staan opgesteld in rijen zoals voor een Efteling attractie.
Tijdens de bootrit wordt in 30 minuten op TV beeldschermen de geschiedenis van de apartement vertoond. Vele rassen en nationaliteiten uit heel de wereld kijken ademloos toe naar de indrukwekkende documenten en het wordt opvallend stiller op de boot wanneer ook de jongeren beseffen dat ze niet naar een kermisattractie onderweg zijn.
Zodra we door de toegangspoort lopen, komt Mr. Ntando Mbatha, ons tegenmoet lopen.
‘It was a long walk to freedom’!’ zo begint de charasmatische ex-politieke gevangene die zeven jaar naast de cel van Nelson Mandela gevangen zat. Zijn verhaal over de mishandelingen, vernederingen en martelingen zijn hartverscheurend en de groep toeristen is inmiddels dood en doodstil. De meesten kunnen hun tranen niet bedwingen.
De zwarte gevangenen mochten alleen een korte broek dragen terwijl de kleuringen (Indiërs) een lange broek mochten dragen. Een korte broek bestempelt een zwarte man altijd tot ‘boy’. Dat is denigrerend. Ze werden geacht zich slechts boys te voelen.
De bewakers en gevangenen hadden veel discussies in die tijd maar het onmogelijke is uitgekomen omdat een aantal bewakers en ex-anc’ers op het eiland zijn blijven wonen na de bevrijding en nu goede buren van elkaar zijn. Het eiland heeft een
eigen kerk, een eigen postkantoor, een schooltje, een ziekenhuis en er is zero criminaliteit.
Er worden zelfs bruiloften georganiseerd op het eiland en bij de huwelijksvoltrekking wordt gezegd dat het een ‘lifetime sentence’ is.
Emotioneel aangedaan neemt iedereen afscheid van Mr. Ntando. Aad geeft hem een ferme handdruk en ze kijken elkaar diep in de ogen wat genoeg zegt over het medeleven en respect dat Aad voelt voor deze man en hun strijd voor vrijheid en gerechtigheid. Mr. Ntando zegt:
‘It was a long walk to freedom for us, for you it’s a very short walk to freedom.’
De ferry ligt 500 meter verderop die ons weer naar het bruisende Kaapstad zal varen.
Op de terugreis horen we het bekende lied ‘free Nelson Mandela’ door de luidsprekers galmen. Dit liedje zong ik in mijn tienerjaren uit volle borst mee. Ik besefte toen al dat het erg was, maar realiseerde me niet echt dat het zo verschrikkelijk was geweest. De leraren van het GSW hadden ons beter naar Robbeneiland kunnen brengen in plaats van een weekje feestvieren in London.
De Ferry vertoont alle nieuwsuitzendingen op tv, beelden uit de hele wereld in alle talen. Er was zoveel hoop! Dan komt het NOS journaal in beeld; Pia Dijkstra herkennen we nog goed. Ze vertelt dat Nelson Mandela naar 27 jaar eindelijk werd vrijgelaten. De sfeer op de ferry is uitgelaten.
De sfeer wordt nog vrolijker als de boot plotseling een flink ruk naar rechts maakt…. om een paar walvissen te ontwijken. We zien nog net de enorme staat uit zee omhoog zwaaien.
Geschreven door Touring