Na het ontbijt rijden we naar Solferino, de bakermat van het Rode Kruis. We parkeren ons op Piazza Castello, een van de mooiste pleinen van de provincie Mantova. Van het oude kasteel zijn enkel nog de kerk van San Nicola en de Gonzaga toren overgebleven. We wandelen van hieruit bergop naar de Rocca van Solferino’ ook wel de spion van Italië genoemd. Het is een vierkante toren van 23 meter hoog. Combiticket voor de toren en het museum bedraagt 5 euro. Na het bezoekje volgen we het pad met de cipressen dat ons naar het Rode Kruis gedenkteken leidt. Je vindt er ook een muur waarop alle landen die bij het Rode Kruis aangesloten zijn, te vinden zijn. Na de bloederige slag van Soferino richtte Henry Dunant hier het Rode Kruis op. In het lager liggend gedeelte van Solferino bezoeken we het kleine oorlogsmuseum. Vlakbij ligt het park van het Ossarium. Na de slag van Solferino en San Martino was het aantal gesneuvelde soldaten groot dat het noodzakelijk was ze in massagraven te begraven. Vaak gebeurde het dat tijdens landbouwwerkzaamheden de overblijfselen van soldaten naar boven kwamen. Om dit probleem op te lossen besloot men om alle beenderen op te graven en over te brengen naar de Ossuariumkerk. Meer dan 1400 schedels en 7000 botten werden hier geplaatst zonder rekening te houden met rang, ras of nationaliteit. Het is een aangrijpend geheel.
Na Solferino rijden we naar het pittoreske Saló, kuieren wat langs de boulevard, eten een ijsje en genieten van het zonnetje. Tot slot is Peschiera Di Garda aan de beurt’ volgens de toeristische brochure een tweede Venetië. Het kan ons echter niet bekoren. Het ene restaurant naast het andere, wij vinden het veel te toeristisch, we rijden dan maar, na een goedgevulde dag terug naar Desenzano want het is tijd voor een aperitiefje.
Geschreven door Evas.reisblog