Na de onverwacht soepele entree in de US rijden we in een streep door naar Tucson. We hebben vooraf vier outdoor zaken gemarkeerd in Googlemaps en gaan op jacht naar een tent. De eerste winkel heeft veel minder op voorraad dan de website aangaf, maar bij de tweede hebben we meer geluk. Daar vinden we een tent die hoog scoort op onze favorietenlijst.
Ondertussen is de temperatuur opgelopen tot boven de veertig en vinden we het wel mooi geweest voor vandaag. Zo’n vijftien kilometer buiten de stad ligt het natuurpark Catalina State park, waar ook een camping is. Dat gaat onze eerste overnachtingsplek in de States worden. Net als in Europa is ook hier het vakantieseizoen begonnen, maar in dit deel van Arizona is het zomers zo heet, dat het hoogseizoen van november tot april loopt. Er is dan ook plaats genoeg op het kampeerterrein, slechts enkele plekken zijn bezet en verder wordt het hele terrein bewoont door de rondstaartgrondeekhoorn, een kleine eekhoorn soort die leeft in holletjes onder de grond. Overal om ons heen zien we ze rondrennen, kuilen graven en met elkaar spelen en ruzie maken. Een prachtig gezicht en een leuk foto object.
Ondanks de hitte besluiten we nog een nacht op deze camping te blijven. We rijden nog altijd rond met een kapotte tanktas en één van onze stoeltjes is aan vervanging toe, misschien dat we dit in Tucson kunnen regelen. Het stoeltje hebben we snel gevonden bij de reusachtige Wal-Mart supermarkten, waar ze een uitgebreide outdoor afdeling hebben. Het vinden van een geschikte tanktas is een stuk lastiger. We worden van de ene naar de ander winkel gestuurd, kriskras door de uitgestrekte stad. Aan het eind van de dag hebben we ruim zeventig kilometer afgelegd, zonder een tas te vinden en dit alles ook nog eens met een record temperatuur van 48 graden! Hier zijn we echt niet voor gemaakt. Tas of geen tas, we blijven geen dag langer en gaan de volgende dag verder richting het noorden waar het hopelijk snel wat aangenamer wordt.
Na zo’n anderhalf jaar in landen te hebben geleefd waar nauwelijks regels zijn, moeten we wennen aan het nette en geregelde Amerika. Het is een verademing dat de bermen niet vol liggen met afval, maar we missen de motoren met hele gezinnen en de volgepakte auto’s. Het stikt hier van de pick-ups maar de laadruimtes zijn keurig afgedekt en worden zeker niet gebruikt voor personen vervoer. De wegen zijn breed en van een goede kwaliteit, huizen groot en verzorgd en er lopen geen honderden stroomdraden door het straatbeeld. Toch is het zeker interessant en van wat we tot nu toe hebben gezien heel mooi, met uitgestrekte naaldwouden en stoere bergen.
Onze tweede rit gaat naar Payson, een stadje rechts boven Phoenix, gelegen in het Tonto National Forest, het grootste bos van Arizona en opnieuw slaan we onze tent op in prachtige natuur. Een enorme kampeerplek voor ons kleine tentje, midden tussen de grote naaldbomen. Het is onze eerste camping waar wordt gewaarschuwd voor beren, maar gelukkig komen we die hier niet tegen.
Vanaf Payson gaat het verder richting de Grand Canyon, een indrukwekkend mooie route, die grotendeels door het Coconino National Forest voert, een uitgestrekt natuurgebied dat beroemd is door de rode rotsen van Sedona. Halverwege de middag komen we aan bij National Park Grand Canyon. We hebben vooraf een camping uitgezocht en hebben mazzel dat er een plaatst voor ons vrij is. Campingplaatsen worden maanden van te voren gereserveerd, maar gelukkig wordt er af en toe ook wat geannuleerd. De bedoeling was twee nachten te blijven, maar dat zit er helaas niet in.
Nadat we de tent op hebben gezet en wat hebben gegeten is er geen tijd meer over om het zuidelijke deel van het natuurgebied te verkennen. De enige mogelijkheid is om dit de volgende ochtend te doen, voordat we alle spullen weer op de motor hebben gepakt. We gaan vroeg op pad, maar komen er achter dat de wegen aan deze zijde van het park alleen toegankelijk zijn voor shuttlebussen, wat voor ons geen optie is. Onze kampeerplek moet uiterlijk elf uur leeg zijn en dat zouden we niet gaan redden. Jammer, maar als we via de Desert View Drive het park uit rijden zijn we onze teleurstelling grotendeels vergeten. De weg slingert door een glooiend landschap, met aan weerszijde naaldwoud en ineens is daar een enorme kloof, uitgeslepen door de woeste Colorado rivier. Het uitzicht op de diepe ravijnen, met de blauwe rivier is spectaculair. De kloof is meer dan 1600 meter diep en de breedte varieert van 15 tot 29 kilometer, maar door het woestijnklimaat met z’n lage luchtvochtigheid is het zicht helder en is de overzijde prima te zien. De vormen en kleuren van de rotsformaties zijn bijzonder en maken het tot een onwerkelijk landschap. De veertig kilometer lange weg voert langs zes uitzichtpunten en bij elk punt stoppen we om van de schilderachtige panorama’s te genieten. Onder de indruk van dit natuurverschijnsel rijden we het park uit en gaan verder richting het noorden, met als eindbestemming Jakob Lake. Ondanks de verkeersdrukte blijft de route interessant, vol kleur en indrukwekkende bergen. Het verkeer neemt af wanneer we de freeway verlaten en de afrit richting Marble Canyon nemen. Net voor Marble Canyon ligt de beroemde Navajo-brug waar highway 89A de Colorado rivier oversteekt. Op deze plek liggen twee, bijna identieke bruggen naast elkaar. De historische brug is een staalconstructie uit 1929, destijds de hoogste stalen boogbrug ter wereld. De brug heeft 66 jaar dienst gedaan en werd toen te gevaarlijk voor het verkeer dat steeds breder en zwaarder werd. Er werd een nieuwe brug gebouwd, net stroomafwaarts van de oude, welke vanaf die tijd dienst doet als voetgangersbrug. Vanaf de Navajo brug heb je een prachtig uitzicht over de 143 diepe Marble Canyon en de Colorado rivier. In de canyon vliegt een Condor, die zijn nest onder de bogen van de nieuwe brug gebouwd.
Vanaf de brug gaat de route verder langs het natuurgebied Vermillion Cliffs National Monument met z’n prachtige rotsformaties, tot aan het dorp Jakob Lake. Dit dorp ligt vlak bij de North Rim van de Grand Canyon, een deel van het park dat ’s winters gesloten is en de rest van het jaar veel minder toeristen trekt dan de zuid kant. Het is dan ook geen probleem om een plaatsje te bemachtigen op de enige camping die het dorp rijk is. Wederom een mooie locatie maar te duur en met ondermaatse faciliteiten, zo slecht dat we er maar één nacht willen blijven. Wanneer we de volgende dag naar de North Rim rijden hebben we er al spijt van dat we de boel hebben ingepakt. De noordzijde van de Grand Canyon is bijzonder mooi en we hadden graag een van de trails gelopen. Maar desondanks is het de moeite van de trip waard. Er zijn genoeg viewpoints waar we ons kunnen vergapen aan het spectaculaire landschap. Na weer eens veel te veel foto’s te hebben gemaakt rijden we terug naar Jakob Lake en gaan daarna verder noordelijk met als doel Zion National Park. Opnieuw een geweldig mooie dag met als afsluiter een fantastische rit door Zion, een natuurreservaat met valleien, rivieren en uitgesleten gebergten, met zulke onwerkelijke vormen en kleuren dat het lijkt alsof er iemand heel druk is geweest met papier-maché en een landschap heeft gemaakt voor bij een modelspoorbaan. Zion is het drukst bezochte park van Utah en we zitten midden in het hoogseizoen, waardoor het onmogelijk is een kampeerplek te bemachtigen op een van de campings. Uiteindelijk vinden we veertig kilometer verderop een plekje in een statepark. Een prachtige locatie op een strand met uitzicht over een meer, maar nergens een spatje schaduw te vinden wat geen pretje is met temperaturen boven de veertig graden. Ook is er niets in de buurt waar we iets te eten of te drinken kunnen krijgen. Goed dat we het eten al op hebben en erg attent dat onze Nederlandse buurman ons een heerlijk koel biertje komt brengen. Geen camping dus om langer te blijven wat betekend dat we Zion ook vanaf de motor moeten gaan bekijken.
Voor we de volgende ochtend naar het park rijden gaan we bij de Wal-Mart langs. De supermarkt keten wordt zo onderhand onze vaste ontbijt leverancier, vooral omdat elke winkel wifi heeft. Wij hadden gedacht dat in Amerika, het land van de onbegrensde mogelijkheden, wifi geen probleem zou zijn, maar in tegenstelling tot de tientallen landen die we hiervoor hebben aangedaan is dit in de USA lastig. Het vinden van een camping die wifi aanbiedt is zeldzaam, maar ook stroom en zelfs een douche zijn niet gegarandeerd. Wanneer we als een stelletje armoedzaaiers zitten te ontbijten op de parkeerplaats stopt er naast ons een bijzonder mooie Corvette. Onze eerste gedachte is dat deze van een rijke stinkerd is die het heerlijk vind hier mee te pronken, maar niets is minder waar. De auto blijkt van een tachtig jarige top fitte Canadees te zijn, een liefhebber die de auto als wrak heeft gekocht en er drie jaar bloed, zweet en tranen in heeft gestoken om deze te restaureren, wat erg goed is gelukt. Na een leuk gesprek en een paar foto’s rijden we terug naar Zion. Daar aangekomen blijkt het er enorm druk te zijn, auto’s rijden in een colonne achter elkaar aan en overal krioelt het van de wandelaars. Dit maakt dat we er wat minder rouwig om zijn dat we niet meer tijd in het park door kunnen brengen. Het zal vast fantastisch mooi zijn om door de valleien te wandelen maar de hitte en de vele toeristen maken dit niet echt aantrekkelijk en er doorheen rijden is ook de moeite waard.
Vanuit Zion zetten we koers naar Bryce National Park, een mooie rit en wanneer we ’s middags bij het natuurpark aankomen hebben we iets meer geluk met het vinden van een kampeerplek. Op deze camping is het niet mogelijk vooraf te reserveren, maar wordt gewerkt met het systeem “wie het eerst komen, het eerst maalt”. Na twee rondjes over het terrein te hebben gereden zonder een vrije plek te spotten worden we staande gehouden door een wat oudere bebaarde man met een BMW shirt, die zich voorstelt als Jim. Zijn tent staat een eindje verderop en hij wil zijn plek graag met ons delen.
Jim is een bijzonder aardige vent van drieënzeventig jaar oud en is met zijn motor onderweg naar een BMW treffen in Colorado. Een taaie kerel. Om de hitte in de woestijn te mijden is hij de vorige avond om negen uur vanuit Californië vertrokken, heeft de hele nacht gereden en is vanochtend om negen uur in Bryce aangekomen. Daar heeft hij een kampeerplek uitgezocht, de tent opgezet vervolgens een tukkie gedaan en wandelt nu weer vol energie rond. Jim vindt ons gezelschap wel gezellig en nadat wij onze tent op hebben gezet maken we gedrieën een wandeling langs de kloofrand met uitzicht over een sprookjesachtige landschap. De hoefijzer vormige kloof is gevuld met grillige, door erosie gevormde rotsformaties, hoodoo’s genaamd. De elementen hebben er een vreemd, onwerkelijk landschap van gemaakt, vol torentjes en “ramen” in een oranje, rood en roze tinten. Jim is spraakzaam, hij lult ons de hele avond de oren van de kop en gaat hiermee verder zodra we de volgende dag een voet buiten de tent zetten. Niet vervelend, hij verteld over zijn werk en zijn ontelbare motortochten en is ook erg geïnteresseerd in onze verhalen. Geweldig om te horen dat hij nog druk bezig is met het afwerken van zijn bucketlist, in de planning zit nog een tocht naar het uiterste puntje van Baja Mexico en een rit door Alaska. Rond tienen nemen we afscheid van Jim en gaan op zoek naar een wifipunt, checken of er nog nieuws is, daarna dalen we af naar de bodem van een canyon voor een wandeling tussen de hoodoo’s. Later die dag maken we nog een ritje langs diverse uitzichtpunten voor een blik over het magische landschap.
Na eerst nog een paar foto’s te hebben gemaakt gaan we de volgende ochtend weer verder noordelijk, in de richting van Salt Lake City. De dag begint met een verassend mooi stukje dat over kleine wegen gaat door een fraai boerenlandschap. Na een kilometer of dertig komen we toch weer uit op de freeway die we gelukkig ook al weer snel kunnen verlaten wanneer er een scenic bypass wordt aangegeven. Deze is veel interessanter dan de snelweg. We toeren door een national forest met uitzicht op besneeuwde bergtoppen, een heel mooi en totaal ander landschap dan we de afgelopen dagen hebben gezien. Wanneer we de hoogste top naderen zien we in de berm een KTM staan waarvan de eigenaar een stukje verderop staat te fotograferen. De motor heeft een Utah kenteken, een grote kans dat de man bekend is met de omgeving rond Salt Lake City. Hugo is hoognodig toe aan nieuwe banden en misschien kan hij ons verder helpen aan een betrouwbaar adres. De man stelt zich voor als Brian, hij blijkt een enthousiast motorrijder en fotograaf te zijn en reist voor zijn werk ook nog eens de halve wereld rond. We hebben dus wel wat raakvlakken en er volgt een leuk gesprek. Wanneer we weer op willen stappen vraagt Brian of hij wat foto’s mag maken van ons tweeën, rijdend op Hugo, met zijn favoriete berg op de achtergrond. Hier willen we zeker wel aan mee werken. We rijden en een keer heen en weer en geven hem na afloop onze sticker met Instagramlink en e-mailadres, hopen dat hij zo aardig is om ons de resultaten te sturen. En dat is hij, een paar dagen later krijgen we een berichtje met een link naar een aantal mooie foto’s. Leuk, want we hebben natuurlijk niet veel foto’s van onszelf samen met Hugo.
Na de fotosessie rijden we nog een uurtje tot de plaats Provo, waar we de tent opslaan op een RV park. Nadat we gesetteld zijn raken we aan de praat met Dee, een man van begin zestig die nadat hij van zijn vrouw is gescheiden, permanent in een trailer op het RV park is gaan wonen. Hij is een fanatiek motorliefhebber en erg geïnteresseerd in onze reisverhalen. Nadat we een hele tijd hebben gekletst haalt hij zijn motor op en nodigt ons uit om samen met hem naar een restaurantje in de buurt te rijden, waar hij ons trakteert op een etentje. Wanneer wij ‘s avonds voor de tent zitten te lezen struint Dee het internet af naar geschikte banden voor Hugo en hij meldt zich de volgende ochtend al weer vroeg om samen met Max aan de slag te gaan om de banden te wisselen. Hij neemt Max mee naar zijn werkplaats waar gereedschap en een bok staat. De timing voor de bandenwissel is perfect want voordat de mannen kunnen vertrekken moet er eerst een lekke achterband op worden gepompt. Max is helemaal verbaasd wanneer Dee voor hem uit rijdt en naar een vliegveld en blijkt dat zijn werkplaats een hangar is waar hij naast een stuk of zes motoren ook nog een vliegtuig heeft staan. Hij verteld dat hij naast deze werkplaats er nog ergens een heeft waar wordt gewerkt aan een V8 sportwagen. Een man met veel en bijzondere hobby’s. Als Max en Dee de wielen hebben gedemonteerd rijden ze naar een motorzaak waar deze worden ingeleverd en een uur later weer kunnen worden afgehaald. Een vliegveld is best een fotogenieke locatie en omdat ze toch moeten wachten stelt Max voor dat ze mij ophalen bij de camping zodat ik de hangar kan zien en wat kan fotograferen wanneer zij de wielen weer monteren. Als het werk gedaan is neemt Dee ons mee naar zijn vrienden Jan en Dave Fronk, die op het terrein een vliegtuig restauratiebedrijf hebben. Dee stelt ons voor aan de broers en we zijn van harte welkom om een kijkje te nemen en foto’s te maken. Wanneer de mannen horen dat wij uit Nederland komen vertellen ze dat ze eigenlijk geen Fronk, maar Vruggink heten en hun voorouders uit Nederland komen. Toen die destijds emigreerden vonden de Amerikanen Vruggink maar een rare, niet uit te spreken naam en werden ze geregistreerd onder de naam Fronk. In de hangar staan diverse kleine vliegtuigen en ook een bommenwerper uit 1944, die van a tot z wordt herbouwd naar klassieker met hedendaagse technieken. We zijn onder de indruk, zo’n vliegtuig is niet iets waar je je een foutje mee kunt veroorloven en wanneer je alleen al de bedrading van zo’n ding ziet begrijp je niet dat er iemand is die exact weet hoe dit functioneert. De verwachting is dat dit project over een jaar of vier af is. Het is een unieke kans om een bedrijf als dit van binnen te mogen bekijken en ook erg leuk dat Jan, Dave en de rest van de monteurs uitgebreid de tijd nemen om ons te laten zien waar ze mee bezig zijn.
Dag twee wordt er nog wat onderhoud gepleegd aan de motor. Sinds z’n laatste beurt in Mexico heeft Hugo het niet zo naar de zin en loopt niet lekker. Ze hebben hem daar een wasbeurt gegeven waarbij er misschien wel weer water in de tank is gekomen of zit er andere rotzooi in. We hebben verschillende pogingen gedaan het probleem op te lossen met injector cleaner, wat niet heeft geholpen. Nu de tank maar een keer leeggooien, hopen dat dat helpt. Ik ga met Dee op pad, hij heeft ons uitgenodigd voor het avondeten, waarvoor we samen de inkopen gaan doen. Er gaan een paar goede steaks op de barbecue en met gepofte aardappelen en een salade wordt ons een heerlijke maaltijd voor gezet. Tijdens het eten komt Dee met nog een hobby op de proppen. Hij beschikt over een behoorlijk uitgebreide wapenverzameling waar hij graag de bergen mee in gaat om op schietkaarten of stenen te schieten. Het komt op ons Nederlanders vreemd over dat een man als Dee wapens heeft. Veel Amerikanen hebben wapens, ze zijn dan ook overal verkrijgbaar, bij de sportzaak, de Wal-Mart, of online. Maar Dee is een nette vent, geen hillbilly of redneck, hij is een mormoon die zijn uiterste best doet om een goed mens te zijn en te leven volgens de regels van het mormoonse geloof. Hij zegt zelf ook dat hij geen enkele reden heeft om wapens te hebben, maar is er mee opgegroeid en vindt het leuk om op kaarten en een enkele keer op wild te schieten. Hij legt uit dat de tijd van het Wilde Westen amper honderd jaar achter ons ligt en in zijn jeugd was het heel normaal dat iedereen wapens in huis had. Dat wij er wat vreemd tegenover staan begrijpt hij en om te laten zien dat wapens ook leuk kunnen zijn worden we uitgenodigd om de volgende avond samen de bergen in te gaan om met verschillende wapens te schieten. Dus laten we de tent nog een nachtje staan en gaan die zondag met hem mee. Het complete wapenarsenaal wordt in de auto gepakt en we krijgen de kans om alle modellen te proberen, diverse handwapens en geweren, van een klein bijna speelgoedachtig cowboy pistool tot een soort Rambo geweer. En het was leuk! Zeker ook omdat we de kaarten en stenen best goed weten te raken. Maar we zijn ook onder de indruk van de kracht van wapens. Je voelt dat je iets in de hand hebt waarmee veel ellende kan worden aangericht, al dan niet moedwillig. De tijd vliegt als je lol hebt en voor we er erg in hebben zijn we honderden kogels verder en zakt de zon achter de bergen. De koffers worden weer in de auto gepakt en we rijden terug naar Provo, waar Dee als een echte reisleider door de stad toert om ons de binnenstad en een aantal belangrijke mormoonse kerken laat zien. Wederom een enerverende dag.
De volgende ochtend nemen we afscheid van Dee, die volgens ons net zoveel van de afgelopen dagen heeft genoten als wij en we maken ons op voor een lange saaie rit over Route 50, “The loneliest road through Utah”. De weg voert door een onbevolkt, droog en heet woestijn landschap, maar is verre van saai. Een glooiende prairie, omringd door bergen waarvan veel toppen zijn bedekt met sneeuw, wat vreemd aandoet bij temperaturen die variëren tussen de dertig en veertig graden.
We overnachten in Eureka, een historisch mijnwerkersstadje dat in de hoogtij dagen meer dan 10.000 inwoners telde maar er nu nog amper 1000 heeft. Het staat bekend als “The friendliest town on the loneliest road” met veel goed bewaarde 19e -eeuwse gebouwen.
Van Eureka rijden we door naar Carson City, waar we een paar dagen verblijven omdat we een pakketje verwachten. Tijdens onze eerste week in Amerika zijn beide luchtbedden kapot gegaan. Het zijn lichtgewicht matrassen van het merk Exped, welke goed maar zeker niet de goedkoopste zijn en op deze matten wordt vijf jaar garantie gegeven. Toch maar even een mailtje aan gewaagd en dit pakt goed uit. Via Exped Nederland worden we in contact gebracht met collega’s in Amerika die de aanvraag oppakken en twee nieuwe matrassen naar ons op willen sturen. Als afleveradres hebben we het postkantoor in Carson City uitgezocht en de komende drie dagen zetten we onze tent neer op een statepark buiten de stad. De stateparks staan niet bekend om de uitgebreide voorzieningen, ook hier is geen wifi en stroom. Onderweg zien we vaak dat mensen telefoons of batterijen laden bij toiletgebouwen en af en toe doen wij dat ook, althans batterijen, telefoons durven we niet aan. Onze laatste avond leggen we een powerbank op een van de wc’s en wanneer ik een tijdje later ga kijken of die vol is, is deze verdwenen. Wat een laffe streek. Amerika is het 34ste land dat we aandoen en in deze rij zeker niet het armste land, overal gaat alles goed maar helaas hier niet. Een powerbank kunnen we niet missen, dus zit er niets anders op dan voor de laatste paar weken nog een nieuwe te kopen.
De levering van de nieuwe luchtbedden is prima verlopen en vrijdagochtend kunnen we onze reis vervolgen, Californië in, op weg naar de kust. Een mooie dag die wat gefrustreerd eindigt. ‘s Middags neemt de zoektocht naar een camping een paar uur in beslag, als er al iets vrij is vragen ze zonder schaamte 40-50 dollar voor een plek zonder voorzieningen. Uiteindelijk weten we een plekje te bemachtigen op een plaats die gereserveerd is door een familie maar waarvan nog niet alle mensen zijn gearriveerd. Heel vriendelijk dat wij hier gebruik van mogen maken en het enige dat we hoeven te betalen is een tientje voor Hugo. Het is een echte familiecamping waar met meer dan honderd gasten twee douches en 2 wc’s worden gedeeld, één voor de heren en één voor de dames. Het is er dan ook een behoorlijke bende.
De volgende dag plannen we een korte route zodat we al vroeg op zoek kunnen gaan naar een kampeerplek. Een hele aardige rit door de Californische wijnstreek met ontelbare wijngaarden die er stuk voor stuk keurig verzorgd uit zien, met luxe uitziende proflokalen en riante woningen. Rond één uur rijden we de eerste camping op, een statepark gelegen in een national forest. Helaas geen plek en zo volgen er nog een aantal. Ons idee was de kustweg te rijden tot Monterey en van daaruit weer landinwaarts naar Yosemite National park. Na telkens weer nul op het rekest te hebben gekregen is het ons inmiddels wel duidelijk dat verder naar het zuiden gaan geen zin heeft. Campings zijn volgeboekt en mocht er nog een plek vrij zijn is deze schreeuwend duur. Het is jammer, maar we vergeten het zuiden, draaien ons om en volgen de kustweg in noordelijke richting. Na een tijdje in de eindeloze rij auto’s mee hebben gehobbeld en geen camping hebben kunnen vinden gooien we het plan opnieuw om en rijden van de kust af. Ook daar valt het niet mee om wat te vinden. We vertikken het om 35 dollar uit te geven voor een plek zonder stromend water, met als enige voorziening een dixie en eindigen uiteindelijk na zevenen in een redelijk, maar veel te duur motel. Geeft ons wel de gelegenheid alles te laden wat er te laden valt en gebruik te maken van het internet. Het eerste is geen probleem, maar het tweede wel, het wifisignaal is momenteel heel erg slecht…
Na een nachtje motel rijden we verder het binnenland in en proberen hierbij de snelweg zoveel mogelijk te mijden. Na zo’n vijftig mijl een prachtige weg langs een rivier te hebben gevolgd gaat het asfalt over in gravel, wat waarschijnlijk de komende vijftig mijl zo blijft. Met het gehavende achterwiel is dit niet zo’n goed idee, waardoor er niets anders op zit dan om te draaien en dezelfde weg terug te rijden. In deze streek is het wegennet niet heel uitgebreid en als we verder noordelijk willen zullen we toch weer richting de kust moeten. We pakken de 101 een doorgaande, maar prachtige weg die door een heuvelachtig landschap met grote naaldwouden voert. Aan het eind van de dag zetten we de tent neer op een camping in de redwoods. Dit zijn naaldwouden met gigantische kustsequoia’s, de hoogste bomen ter wereld, die meer dan honderd meter hoog en duizenden jaren oud kunnen worden. Na een onrustige nacht, de weg was dichterbij dan we dachten, zetten we de rit over de 101, ofwel redwood highway, voort. We toeren van het ene natuurpark naar het andere, afgewisseld met bergen en mooie uitzichten over de oceaan.
Halverwege de dag maken we een stop in het stadje met opnieuw de naam Eureka, wat een iets grotere plaats is dan de eerste. We maken ons wat zorgen over Hugo die lekt olie uit het cardan en willen kijken of ze dit bij een motorgarage kunnen verhelpen of anders in elk geval olie bij kunnen vullen. In de werkplaats wordt direct tijd gemaakt en ze vinden het ook geen probleem dat Max gebruik maakt van hun gereedschap om zelf het achterwiel te demonteren. De uurlonen liegen er hier niet om en alles wat jezelf kunt doen is meegenomen. Als het wiel eruit is gaat een monteur op zoek naar de oorzaak en dit lijkt een beschadigde afsluitring te zijn. Deze wordt vervangen, het cardan wordt afgevuld, Max zet Hugo weer in elkaar en we zijn klaar om verder te gaan. Het enig dat we hoeven te betalen is een half uur arbeidsloon á $ 47,50 en om dat niet 100% zeker is dat het probleem verholpen is krijgen we voor de zekerheid een hele liter cardanolie mee, gratis en voor niets! Later blijkt dat het cardan nog steeds lekt en de olie goed van pas komt.
Hugo’s pitstop heeft wat tijd gekost, maar omdat we niet aan de kust willen blijven, zoeken we een restaurantje en rijden daarna met een volle maag naar een camping een eindje landinwaarts. We hadden gehoopt dat het hier wat rustiger zou zijn, maar helaas staan we opnieuw voor een volle camping. Na nog twee tegenvallers vinden we uiteindelijk een plekje op een drycamping, ofwel geen water, alleen een pit toilet (dixie). Gelukkig hebben we nog water in de camelbags en kunnen we ons in elk geval een beetje wassen en de tandenpoetsen. De volgende dag rijden we verder in oostelijke richting, door een boerenlandschap dat zo maar een decor uit het “Kleine huis op de prairie” zou kunnen zijn. Vroeg in de middag proberen we ons geluk op een rv-park en pikken daar het laatst beschikbare plekje in. Onze eerste camping met wifi en een wasserette, dus blijven we meteen maar drie nachten. Weer een keertje skypen met pa en ma, sociale contacten onderhouden en her en der infomeren naar woonruimte voor als we terug zijn in Nederland. Zover we nu kunnen bekijken zal er over een week of vier helaas een eind aan onze reis komen.
Met schone was en opgeladen batterijen gaan we op vrijdag weer verder. De dag begint met een bezoek aan Crater Lake National park, een fantastisch mooi natuur gebied met een van de meest bekende kratermeren. Het diepblauwe meer heeft een diameter van ongeveer tien kilometer en een maximale diepte 592 meter, waarmee het het diepste meer van Amerika is. Het wordt gevuld met regenwater en sneeuw en is hierdoor glashelder. In het meer bevinden zich twee eilandjes, het grootste is Wizard Island dat is ontstaan door vulkanische activiteit na een grote uitbarsting. Het eiland heeft een vulkaanopening die meer dan tweehonderd meter boven het wateroppervlak uit steekt. Rond het meer loopt de rimdrive met verschillende uitkijkpunten waar we stoppen om foto’s te maken en genieten van het spectaculaire uitzicht.
Nadat we het park hebben verlaten en verder richting het oosten rijden zijn we blij dat we de dag zo mooi zijn gestart. De rest van dag rijden we slaapverwekkende kilometers door een uitgestrekt prairielandschap. Opnieuw treffen we het dat we een kampeerplek vinden op een rv-park met goede faciliteiten. De wifi is zelfs zo sterk, dat we gewoon bij de tent kunnen blijven zitten tijdens het internetten. Omdat er nog het een en ander moet worden geregeld voor onze terugkeer naar Nederland en er hoog nodig een blog moet worden geplaatst, verblijven we er uiteindelijk vier nachten. Vanaf hier is het ruim twee dagen rijden naar National park Yellowstone. Dat wetende kunnen we vast een kampeerplek boeken via de website van het park. We hebben geluk en reserveren precies het laatste beschikbare plaatsje. Graag waren we twee nachten gebleven, maar dat zit er helaas niet in. De eerste twee dagen op weg naar Yellowstone zijn afwisselend, prachtig mooie bergen, saai glooiende prairie of een rommelig landschap met veel landbouw en fruitteelt. Dag drie is prachtig. We rijden richting de zuidingang van het park, een weg die ons eerst door het Grand Teton National Park leidt, met prachtige uitzichten over het Grand Teton gebergte en Jackson Lake en gaat vervolgens naadloos over in Yellowstone. We zijn ontzettend blij dat we vooraf hebben geboekt, want als we aankomen zijn alle twaalf campings vol, ook degene met first come, first serve plaatsen. Yellowstone is een van de mooiste parken van Amerika en heeft naast overweldigende natuur ook veel wilde dieren. Dit wordt direct bevestigd wanneer we de camping oprijden en daar een aantal grote edelherten heel relaxed tussen de tenten door wandelt. Nadat we de tent op hebben gezet en een onder het genot van een kop koffie zitten te genieten van de grappige chipmunks begint het te regenen, wat vervolgens de hele avond en nacht aanhoudt. De volgende ochtend hebben we zeker een uur extra nodig om alles weer een beetje schoon en droog te krijgen. Daarna gaan we opzoek naar ontbijt en wifi om te checken of er nog belangrijke berichten binnen zijn gekomen. Door al dat geklungel is er al bijna een halve dag om voor we het park kunnen gaan bekijken. Yellowstone is enorm groot en doordat we veel te weinig tijd hebben moeten we een aantal highlights laten schieten. Gelukkig hebben we wel mooi weer en is wat we zien absoluut de moeite waard, een grote groep wilde bizons, warmwater bronnen en geisers, watervallen, meren en bergen. Zo mooi, we hadden hier graag langer rond gereden. Wanneer we ’s middags het park uitrijden gaan we in eerste instantie opzoek naar een camping. Helaas, alles in de omgeving is vol. Wanneer het weer omslaat en het koud en nat wordt gaan we ons geluk beproeven bij motels. Het goedkoopste dat we kunnen vinden is 147 dollar zonder ontbijt en heb dan niet de verwachting dat je in een viersterren kamer terecht komt. Na een bezoek aan een van de beroemdste fastfoodketens gaat de zoektocht verder, wel weer naar een camping en net voor het donker wordt komen we terecht bij een statepark waar we de keuze hebben uit een tipi of een cabin, alle tentplekken zijn vol. Naar Hollandse begrippen kunnen er nog wel vijftig tenten bij, maar daar doen ze hier niet aan. Het wordt een cabin, waar we in elk geval stroom hebben zodat we alle batterijen kunnen laden en ruimte hebben om de tent te laten drogen. Na Yellowstone rijden we in de richting van Glacier het laatste national park dat we in Amerika willen bezoeken. We vinden een camping op een uurtje rijden van het park en omdat het, na een mooie dag, opnieuw is gaan regenen nemen we ook hier een hutje. En één nacht worden er twee. Zondag is het weer zo slecht dat we, na een tijd te hebben gewacht, besluiten nog een nacht bij te boeken. Liepen we woensdag nog te puffen van de hitte met een temperatuur van bijna veertig graden, nu is het koud met een temperatuur die is terug gezakt naar dertien graden en met harde wind en regen verre van aangenaam is. Voor het eerst sinds lange tijd ritsen we de Gore-Tex binnenvoering weer in ons pak en gaat de kol weer om de nek. Maandag is het weer gelukkig wat opgeknapt, maar de Rocky Mountains, rondom Glacier worden bedekt door een dik pak wolken. We doen toch een poging en rijden het park in. De eerste kilometers zijn prachtig, toerend langs een wild stromende rivier, met het heldere groenblauwe kleur van gletsjerwater, maar na een minuut of twintig begint het te regenen en zit alles zo dik in de wolken dat het zicht minimaal is. Niet de ideale omstandigheden om het park te bekijken en zeker niet om te kamperen. We draaien om en zetten koers richting Canada.
Na bijna vijf weken toeren door Amerika hebben we ontzettend veel moois gezien en een aantal leuke mensen ontmoet, maar verder kan het land ons niet bekoren. Het blijven toch vreemde gasten die Amerikanen. We hebben de tickets inmiddels geboekt en met nog tweeënhalve week te gaan zijn we benieuwd wat Canada ons te bieden heeft.
De grensovergang is een van de makkelijkste die we in de hele reis hebben gehad. We kunnen gewoon op de motor blijven zitten en hoeven de helm niet eens af te zetten. Er worden een paar vragen gesteld, onder andere of we geen wapens bij ons hebben, alle antwoorden zijn goed, een stempel in de pas en we kunnen door. De grens is tevens het einde van de Rocky Mounains en wat volgt is een lange rechte weg langs eindeloze graanvelden. Ook deze dag laat het weer het afweten, wat ons opnieuw doet besluiten een alternatief voor de tent te zoeken. In het stadje Fort Macleod vinden we een motel met een manager die haar roots in België heeft liggen. Grappig, de eerste Canadees die we die dag hebben gesproken was een medewerker van een toeristenbureau, hij vertelde dan zijn naaste collega op dit moment in Nederland aan het genieten is van een bike & beer tocht. De tweede is een vrouw met Belgische ouders en wanneer we ’s avonds zitten te eten en de serveerster vraagt waar we vandaan komen schakelt ze direct over naar vloeiend Nederlands. Blijkt dat haar ouders Nederlanders zijn en zij zelf aankomende donderdag op het vliegtuig naar Nederland stapt om haar familie te bezoeken.
Onze tweede dag in Canada beginnen we opnieuw met graanvelden, maar al snel gaan de heuvels over in bergen en rijden van het ene Provincial park naar het andere en allemaal even mooi. Het laatste deel van de dag gaat door het prachtige Kananaskis park over een weg die van december tot en met juni afgesloten is voor verkeer. Niet vanwege weersomstandigheden, maar puur ter bescherming van de het wild en de natuur. Onderweg moeten we het regelmatig rustig aandoen in verband met overstekende herten en Rocky Mountain schapen. We overnachten op een camping midden in het natuurgebied. Omdat hier recent een beer is gespot is er een beeralarm van kracht, maar het enige dat rond onze tent rent zijn tig eekhoorntjes.
De volgende dag rijden we naar Banff National Park, een onderdeel van de Rocky Mountains en een van Canada’s meest bekende natuurparken. Net als in Amerika is het ook hier hoogseizoen en is het helaas erg druk, maar dat maakt het niet minder mooi. Wel moeten we wat meer op onze woorden letten, zo’n beetje de helft van de campers zijn verhuurd aan Nederlanders. Rijdend door de prachtige natuur zie ik schuin achter een auto een zwarte beer. We draaien meteen om, maar helaas hij is gevlogen. Ik heb er dan wel geen foto’s van, maar heb wel een heuse zwarte beer in het wild gezien.
Aan het eind van de middag wordt het weer tijd om op zoek te gaan naar een camping. Hiervoor verlaten we Banff en volgen de highway langs de Cline River, een hele rustige weg door fantastisch mooie natuur. We komen terecht op een camping die aan de fel blauwe rivier ligt en sta je in Banff het uitzicht te bewonderen tegelijk met tientallen andere toeristen, hier zet je je neer op een bankje en je heb de prachtige view helemaal voor jezelf.
Wanneer je een ticket koopt voor Banff is deze tevens geldig voor Jasper National Park en kan vierentwintig uur worden gebruikt. We keren de dag erop dan ook terug naar Banff en rijden de Icefields parkway van Lake Louise naar de plaats Jasper. Een geweldig mooie weg langs besneeuwde bergtoppen, gletsjers, turquoise meren en rivieren, beslist een van de hoogtepunten uit onze reis. En als kers op de taart zien we een heuse Grizzly beer. Dit keer zijn we de eersten die de beer zien, we draaien om en rijden een stukje op gepaste afstand met hem of haar mee. Na het beest een tijdje te hebben gevolgd draaien we ons met een grote boog om rijden in de richting van de beer. We naderen tot een afstand van zo’n vijfentwintig meter waardoor ik de kans krijg een paar mooie foto’s te maken en daarna houden we het voor gezien, voordat Bolke het op de heupen krijgt en ons van dichtbij wil gaan bekijken.
Na een paar frisse, maar zonnige dagen in de natuurparken slaat het weer om en krijgen we regen en nadat onze spullen nat de koffers in zijn gegaan en we een beetje genoeg hebben van de koude nachten wordt het tijd voor een nachtje motel. Onze slaapzakken zouden volgens de specificaties geschikt zijn tot temperaturen van -5, daar hadden we in het begin onze twijfels al over, maar nu de meeste veren er wel uit zijn, onze tent lijkt ’s morgens wel een kippenhok, en je er dwars doorheen kunt kijken is de isolatiewaarde belabberd. Naast een warm bed is fatsoenlijke wifi ook wel een keer handig. Er zijn nog steeds dingen die moeten worden geregeld voordat we terug gaan naar Nederland, maar door negen uur tijdsverschil en de matige wifi op campings lukt dat niet zo lekker. Hier gaat het jammer genoeg niet beter, het bed is warm en comfortabel, maar het internet zeer slecht.
Onze volgende stop hadden we gedacht in de buurt van Salmon Arm te maken, waar we op de koffie willen gaan bij Graham en Char, een echtpaar waar we in Colombia de kerst mee hebben doorgebracht. Toen duidelijk werd dat we naar Canada zouden reizen stuurde Graham een berichtje en nodigde ons uit hen te bezoeken. Het was leuk geweest om elkaar terug te zien, maar helaas is onze timing niet goed, ze zijn met vakantie. Graham heeft nog wel een aantal routetips gestuurd, die altijd welkom zijn, zeker van iemand die hier thuis is. We volgen zijn tips en rijden via zijn woonplaats eerst een stukje naar het oosten en zakken vervolgens af naar het zuiden, tot we bijna aan de Amerikaanse grens zijn. Graham heeft niets teveel gezegd, het is inderdaad een hele mooie rit. We toeren door bergen met prachtige valleien en grote naaldwouden, nemen tweemaal een pondje over een meer en kamperen op campings aan de rand van leuke dorpen en dat alles ook nog eens met heerlijk zomers weer. In het zuiden blijven we highway 3 volgen tot aan de plaats Hope, waar we onze laatste camping hebben geboekt. Hier brengen we het weekend door, voordat we maandag verder gaan naar Vancouver. Hope is een klein stadje waar bijna dertig jaar geleden de eerste Rambo film is opgenomen, een spektakel waar ze nog steeds trots op zijn en binnenkort draait de nieuwste Rambo film in de plaatselijke bioscoop. Een ander opvallend kenmerk in Hope zijn de vele houten standbeelden, welke zijn gemaakt met een kettingzaag en verspreid door de stad staan.
Het einde van onze reis komt nu wel heel erg dichtbij en het enthousiasme om de omgeving te verkennen is ver te zoeken. We wandelen wat door het centrum van Hope en brengen de rest van de tijd door op de camping. Mijn laatste kappersbezoek was in Antigua, veel te lang geleden en als ik een beetje fatsoenlijk aan wil komen in Nederland moet ik toch echt nog een keertje gaan. Het wordt de salon van Lizzy, een op z’n zachts gezegd, bijzondere vrouw. Ik schat haar eind vijftig, boordevol energie en kletst aan een stuk door, waarbij ze haar klant met de rug naar de spiegel zet zodat ze zelf de zaak in kijkt en zich met iedereen kan onderhouden. Het is zaterdagmiddag twee uur en waarschijnlijk heeft ze zin in het weekend want wanneer een vaste klant binnenkomt vraagt ze of hij even een colaatje bij de dollarwinkel wil gaan halen en ondertussen schenkt ze zichzelf vast een stevige borrel in. Ik ben een van de laatste klanten en moet een tijdje wachten, maar ik vermaak me prima en het uiteindelijke resultaat is niet onaardig. Ben wel blij dat het bij die ene borrel is gebleven.
Maandagochtend rijden we naar Vancouver en zoals te verwachten wanneer je richting een grote stad rijdt is het geen bijzondere rit en komen we in de file. We hebben een kamer geboekt bij particulieren, maar voordat we hier naar toe gaan rijden we eerst even bij het vliegveld langs. We vliegen woensdag, maar moeten morgen Hugo afleveren bij de Cargo afdeling van Air Canada. Na wat heen en weer mailen hebben we op advies van Air Canada de boeking telefonisch afgehandeld. De medewerker die ons te woord stond had nog niet eerder een motor als vracht aangenomen, het gesprek verliep wat moeizaam en omdat we ook nog geen cent hebben betaald zijn we er niet honderd procent zeker van dat alles goed is gegaan. Maar geen zorgen, alles is prima geregeld. Dean, de man die ons vandaag te woord staat en ook de volgende dag zal helpen is heel soepel en met een beetje bluf krijgen we het voor elkaar veel meer bagage op de motor te bevestigen dan officieel is toegestaan. Hoeven we geen koffers te kopen die we na een keer gebruiken achter moeten laten bij het vliegveld.
De volgende ochtend brengen we Hugo al vroeg naar het vliegveld en hebben daarna nog tijd om de metro te pakken en wat van het centrum van Vancouver te bekijken.
Woensdag is het dan zover, de vlucht terug naar Nederland. We zien er naar uit om familie en vrienden weer te zien, maar vinden het ook ontzettend jammer dat er een eind is gekomen aan onze geweldige reis. Meer dan twee jaar van ongekende vrijheid, het enige waar we ons druk over hoefden te maken was het vinden van een slaapplek en wat te eten. De prachtige landen die we hebben gezien en de vele bijzondere mensen die we hebben ontmoet. Dit waren zonder meer de beste jaren die we tot nu toe hebben mogen meemaken en met een flinke dosis levenservaring en met een hoofd en hart vol herinneringen keren we terug naar Nederland.
Wel met een kleine omweg, want we vliegen naar Frankfurt. Een rechtstreekse vlucht van iets meer dan tien uur. We hebben op de kleintjes gelet en vliegen met de budgetmaatschappij Condor/Thomas Cook, dus van comfort was geen sprake. Na uren met opgetrokken knieën te hebben gezeten en negen uur tijdsverschil te hebben overbrugd komen we om één uur ’s middags aan in Frankfurt. Mooi op tijd en met een beetje geluk kunnen we Hugo nog ophalen bij de cargo afdeling. Het is even zoeken waar we dit kunnen vinden en hoe daar te komen, maar na wat rond vragen en een telefoontje met Air Canada kunnen we een shuttlebus nemen naar de andere kant van het vliegveld en worden voor de deur van Air Canada afgezet. Na een kleine discussie met een beambte, over een kentekenkeuring en dat het misschien handiger was geweest om via land (!?) naar Europa te komen, lukt het Max toch redelijk snel om Hugo op straat te krijgen. We bevestigen alle bagage weer op de motor, trekken onze pakken aan en gaan op weg, zien dat we Frankfurt uit komen. Het duurt maar even of we kunnen aansluiten in de file, welkom in Duitsland. Het was een pittige dag, het is inmiddels bijna vijf uur dus we rijden nog een half uurtje door tot Wiesbaden waar we een hotel pakken. Het is heerlijk weer en na een verfrissende douche zetten we ons neer op het terras waar we wat eten en het glas heffen op de mooie tijd die achter ons ligt.
Na een uitgebreid ontbijt zetten we de volgende ochtend de rit voort richting Nederland, op naar de buitenwijken van Azewijn, waar we met de geweldige hulp van onze vrienden Leon en Dorien op het laatste moment nog een woning hebben gevonden.
Wanneer je meer dan twee jaar weg bent geweest heb je het idee dat er van alles veranderd is, maar rijdend over de autobahn valt al op dat dat niet het geval is. De baustelles die er toen waren, zijn er nog steeds het lijkt alsof we terugkomen van twee weken zomervakantie.
Aan het begin van de middag rijden we Nederland binnen. Eerst een rondje door het centrum van Ulft, even op bezoek bij een aantal vrienden, wat natuurlijk langer duurt dan gepland en daarna iets later dan afgesproken naar pa en ma, waar we ook onze neefjes en nichtjes weer terug zien. Pa heeft de sleutel van ons nieuwe onderkomen en gaat met ons mee naar Azewijn. We zijn blij verrast met de woning, maar veel tijd om deze bekijken is er niet, snel douchen en omkleden want om zeven uur worden we weer in Gendringen verwacht om met de familie onze thuiskomst te vieren met een etentje. Een gezellig weerzien, jammer dat mijn oudste broer en schoonzus met vakantie zijn, maar die gaan we later die week weer zien.
Zondag zijn we uitgenodigd voor een borrel met een aantal vrienden. Op het afgesproken adres aangekomen blijkt dat er nog een paar mensen wilden komen en de borrel is verplaats naar een kroeg. Wanneer we daar nietsvermoedend naar binnen stappen blijkt deze vol te zitten met vrienden en familie, een geweldig leuke verrassing. Het wordt een gezellige middag die tot in de late uurtjes wordt voortgezet.
Met onze terugkeer in Nederland komt er ook een einde aan ons blog op Pindat.
Wat is begonnen als een herinnering voor onszelf en om wat vrienden en familie op de hoogte te houden, is uiteindelijk door meer dan tweehonderd mensen gevolgd. Door de één wat intensiever dan de ander, begrijpelijk, want de verhalen waren best lang.
Wij vonden het leuk dat jullie ons hebben gevolgd en om de reacties op het blog te lezen.
Iedereen bedankt hiervoor en wie weet komen we elkaar binnenkort weer tegen.
Geschreven door Max.en.Sabine.trappen.um.an