Cuba, anders dan verwacht.

Colombia, Cartagena

Cartagena voelt wat onwennig zonder Hugo. Nadat we hem in de rubberboot weg hebben zien varen is er geen teken van leven meer geweest. We gaan er maar vanuit dat alles goed is gegaan en hij veilig op weg is naar Cuba. Wij hebben nog een dag of tien de tijd om Cartagena te verkennen, heb blog bij te werken en vakantie te houden.
Cartagena heeft een prachtige historische binnenstad, met koloniale gebouwen in prachtige kleuren. Daardoor is het de meest toeristische en duurste stad van het land. Betaal je voor een biertje elders 3500 peso’s, hier wordt voor datzelfde flesje zomaar 12.000 gevraagd.
Het oude centrum bestaat uit twee delen, een mooi gerestaureerd deel met dure hotels en restaurants en de iets rauwere wijk Getsemani. Hier zijn de panden wat minder perfect en worden de straten opgesierd met geweldige muurschilderingen. Ook hier stikt het van de hostels en restaurant, maar de lokale bevolking is hier ook te vinden. ’s Avonds verzamelen ze zich op het centrale plein, waar muziek wordt gemaakt, gedanst en gedronken.
Zoals in iedere toeristische stad gebruikelijk is, wordt ook Cartagena overspoeld door straatverkopers. Omdat we nog wel even in deze tropische stad zullen zijn lijkt ons een zonnebril geen overbodige luxe. Voor de grote stadspoort staat een piepschuim plaat met tientallen zonnebrillen. De verkoper is er even tussenuit, dus we kunnen rustig kijken, zonder dat ons iets wordt opgedrongen. Er zit wel wat leuks bij, maar we willen nog wel wat meer zien. We gaan verder en lopen onder de stadspoort door de plaza op. De verkoper van de zonnebrillen had ons toch gespot en komt met z’n hele assortiment brillen onder de brug door achter ons aan gerend. Vriendelijk lachend en uiteraard met een geweldige aanbieding: “today a special price for you my friend”. Het ziet er nogal lachwekkend uit en omdat de man erg zijn best doet gaan we overstag en kopen allebei een bril bij hem. Niet zonder een beetje handelen, wat we weer compenseren met een fooi… Volgens de stickers zijn het echte merk brillen, maar de straatversie heeft toch een wat mindere kwaliteit. Met een beetje fanatiek poetsen, wrijf je de kleur van het glas en blijft er blank glas over. Je zou denken een garantie gevalletje, maar als we de man een paar dagen later weer tegen komen, hij zijn vrienden terug kent en zeer enthousiast groet, praten we nergens over.
Het oude stadsdeel wordt door bruggen verbonden met de nieuwere wijken. Op een heuvel, tussen twee bruggen is in de 17e eeuw een imposant fort gebouwd, het Castillo de San Felipe Barajas. Het is een druk bezochte attractie, die we niet over willen slaan.
Vanaf het fort heb je een mooi uitzicht over de stad, maar verder vinden wij het niet echt de moeite waard.
Cartagena is een leuke stad, eentje die je zeker moet bezoeken als je in Colombia bent, maar twee tot drie dagen is voldoende. Gelukkig zitten we in een goed hostel, met gezellige mensen en is het niet vervelend hier twee weken door te brengen. Aan het eind van onze tweede week komt ook Gretta, die we in de Steelhorse hebben ontmoet, naar Cartagena. We spreken af elkaar in de stad te ontmoeten om samen een hapje te eten en onze ervaringen van de afgelopen weken te delen. Gretta heeft een fles wijn gekocht en na het eten zoeken we een plekje op de stadsmuur en kletsen daar, onder het genot van een wijntje, verder. De tijd vliegt voorbij en voor we er erg in hebben is het laat en wordt het tijd om definitief afscheid te nemen. Gretta is zo geïnspireerd geraakt door onze verhalen dat ze van plan is om in Australië haar motorrijbewijs te gaan halen en daarna terug te keren naar Zuid-Amerika om daar rond te gaan toeren. We zijn benieuwd.
Voor onze laatste overnachting in Colombia verhuizen we naar een hotel in de buurt van het vliegveld. Om Cuba in te mogen moeten we een toeristenkaart kopen die verkrijgbaar is op het vliegveld en het lijkt ons handig deze vooraf te regelen. Het is niet mogelijk vooraf Cubaans geld te regelen en pinnen schijnt lastig te zijn, dus hebben we een stapel Colombiaanse peso’s gepind en die vervolgens weer tegen een zeer gunstige koers gewisseld voor Euro’s.
Het hotel ligt op tien minuten lopen van het vliegveld en nadat we er zijn ingecheckt lopen we naar de vertrekhal om de toeristenkaarten te kopen. Ook willen we kijken of we onze boardingpassen en tickets ergens kunnen laten printen en, niet geheel onbelangrijk, de boekingsbevestiging van de Stahlratte, zonder retour ticket laten ze je het land niet in. De toeristenkaarten kunnen we nog niet kopen, dit is pas mogelijk bij het inchecken van de bagage. De documenten laten we printen bij een internet winkel een straat verderop. We zijn klaar voor vertrek.
De volgende ochtend om 3:45 loopt de wekker af en een half uur later zet de taxi ons bij het vliegveld af. We hebben teveel bagage om het eindje te lopen. De bevestiging van de Stahlratte wordt uitgebreid gecontroleerd, maar uiteindelijk goed bevonden en we kunnen de toeristenkaarten kopen. Het is Zuid-Amerika, dus je verwacht vertraging, maar alles verloopt keurig volgens schema, vertrek 6:45, om 8:00 een tussenlanding in Panama, 50 minuten vertrekt het volgende vliegtuig en om 11:45 landen we op het vliegveld van Holguín op Cuba. Het is een klein vliegveld en je waant je direct vijftig jaar terug in de tijd. In een afgesloten hal staan drie verpleegsters compleet met een gesteven wit kapje en net kousen de passagiers op te wachten. Iedereen wordt doorgelaten naar de volgende ruimte wanneer een gezondheidsverklaring is ingevuld. In welke landen ben je de afgelopen drie weken geweest, heb je last gehad van diarree, verkoudheid, griep, koorts enz. een lijstje die waarschijnlijk niet door iedereen naar waarheid wordt ingevuld.
In de volgende ruimte zijn een stuk of zes kleine kantoortjes. Eén voor één moeten de passagiers naar een kantoortje en wordt er, heel modern, een foto van je gemaakt, er worden een paar vragen gesteld, de pas gecontroleerd en gestempeld, daarna gaat de deur op en ben je weer een stap verder. We zijn aangekomen bij de detectiepoort en scanner voor de handbagage, waar we zonder problemen doorheen komen. Vervolgens kunnen we onze bagage van de band plukken en naar buiten lopen. Voor een eiland verloopt dit veel soepeler dan we hadden verwacht.
Buiten worden we verwelkomd door een haag van taxichauffeurs die er allemaal erg op gebrand zijn ons westers uitziende toeristen te vervoeren. Eerst willen we zien dat we aan Cubaans geld komen, wat voor de meest volhardende chauffeur geen probleem is. Hij wijst de weg en blijft buiten op ons staan wachten. Wij zijn niet gewend aan reizen met taxi’s of andere vormen van openbaarvervoer en denken er dan ook niet aan om vooraf naar de prijs te vragen. Ondanks dat het een officiële staats-taxi is, beschikt deze niet over een meter. Na een ritje van amper tien kilometer komen we aan bij onze bestemming en is het even slikken wanneer we 25 Cuc af moeten rekenen, wat gelijk is aan 25 US Dollar.
Het onderkomen dat we via Airbnb hebben geboekt is een Casa particular, de Cubaanse versie van een bed & breakfast. Een privé kamer met badkamer bij mensen thuis, wat een veel goedkopere optie is dan de hotels, die in handen van de staat zijn. De inrichting is wat gedateerd, maar het is er super schoon en netjes, er is warmwater en er staat een koelkastje waar je tegen een redelijke prijs water, frisdrank of een biertje kunt pakken. Gasten die in een casa overnachten worden keurig geregistreerd en 20% van de opbrengst gaat naar de staat. Hier durft men niet mee te sjoemelen. Het ontbijt dat wordt geserveerd wordt niet geregistreerd en is een mooie extra bron van inkomsten. Het is zeker niet goedkoop en afhankelijk van wat er verkrijgbaar is, uitgebreid en lekker.
De stad Holguín is niet erg bijzondere, wel prettig is het weinige verkeer, dat naast redelijk recente auto’s, voor een groot deel bestaat uit klassieke auto’s, paard en wagen, fietser en, heel verrassend, elektrische scooters. Dit blijkt het enige vervoermiddel te zijn dat de men voor een redelijke prijs kan invoeren. De bevolking is niet erg vriendelijk tegen de enkele toerist die de stad bezoekt. Mensen zijn niet geïnteresseerd in een praatje, wel in geld. Op een behoorlijke dwingende manier wordt om dollars (Cuc’s) gevraagd, de meeste zeggen er ook nog bij hoeveel ze in gedachten hebben. De enkele keer dat er wel een praatje wordt gemaakt, draait het aan het eind van het gesprek toch uit op geld.
Aan het stadsplein is een supermarkt gevestigd, waar we gaan kijken of ze een kleinigheidje hebben om de lekkere honger mee te stillen. Het aantal verschillende producten is niet groot, er is wel veel van hetzelfde. De meeste vrieskisten zijn leeg, er is geen vers afdeling en een lekkere snack kunnen we niet vinden. Als we ’s avonds op zoek gaan naar een restaurant komen we bij toeval terecht bij een vrij nieuw restaurant, waar we voor vijf Cuc een heerlijk kipgerecht met veel verse groenten eten. Dit stemt ons hoopvol, het is beter dan wat over het algemeen in Colombia hebben gegeten, zo goed dat we er de volgende dag naar terug gaan.
Holguín ligt aan de noordkant van Cuba. Hugo komt aan land in Santiago, dat 150 kilometer verderop aan de zuidkant van het eiland ligt. Hier willen we met de bus naar toe en gaan zondag op pad voor de tickets. We krijgen niet helder bij welk busstation we de tickets kunnen kopen en of dit op loopafstand is. Op aanraden van een voorbijganger nemen we een fietstaxi, die weten waar het is en brengen je er voor 2 of 3 Cuc naartoe. Het is een pittig ritje van tweeënhalve kilometer heuvelop. Het is ook nog eens erg warm en we krijgen spijt met de jongen die zich helemaal in het zweet fietst. Aangekomen bij het busstation vragen we hem naar de prijs en willen de heenweg vast betalen. Hier wil niks van weten, hij noemt geen prijs, wijst ons de weg en blijft keurig op ons wachten. De tickets zijn snel geregeld. Voor 11 Cuc per persoon reizen we van noord naar zuid Cuba.
We gaan met de fietstaxi weer terug naar het centrum. De eerste honderd meter gaan heuvel op, daarna wordt het downhillen. We helpen de jongen door gedrieën de fiets tot het hoogste punt te duwen en daarna in te stappen. De terugweg is een fluitje van een cent, in korte tijd zijn we weer terug bij de plek waar we zijn opgestapt. Daar volgt de grote verrassing, of we even 35 Cuc af willen rekenen! Weer waren we zo dom geweest om vooraf geen prijs af te spreken en weer wordt ons een oor aangenaaid. In Cuba worden twee munten gehanteerd, de Cuc die gelijk staat aan de dollar en door de toeristen wordt gebruikt en de Cup (Nacional) die de meeste Cubanen gebruiken. 1 Cuc is gelijk aan 25 Cup. Een gemiddeld maandinkomen bij een staatsbedrijf ligt ergens tussen de 20 en 30 Cuc, 500 tot 700 Nacional. Voor een ritje met een fietstaxi betalen we dus meer dan een gemiddeld maandinkomen. Een paar meter verderop staat een politieauto geparkeerd. De agent zit de auto en Max gaat er naar toe om aan te geven dat we worden opgelicht. De agent haalt zijn schouders op en reageert alsof dit de normale gang van zaken is.
Tot nu toe zijn we nog niet erg enthousiast over Cuba, zeker niet na paar maanden in het vriendelijke en vrolijke Colombia rond te hebben gereisd. Onze gastvrouw, die overigens wel erg aardig is, is zeer verontwaardigd over onze ervaringen met de taxi’s. Voor de volgende ochtend regelt ze een bevriende taxichauffeur die ons voor een redelijke prijs naar het busstation brengt.
Maandagochtend half negen vertrekt de bus naar Santiago. We moeten een half uur van te voren aanwezig zijn om in te checken. We zijn ruim op tijd, checken in en nemen plaats in de wachtruimte. Om kwart over acht krijgen we een bagagelabel en nog geen vijf minuten later komt er een man binnen met de mededeling dat er een technisch probleem is, dat waarschijnlijk voor een uur of vijf vertraging gaat zorgen. We hebben geen zin om zo lang te wachten en vragen het geld van de tickets terug. Na overleg met een paar andere toeristen belanden we met zeven personen in een taxi. Dat is al redelijk krap, maar omdat de kofferbak vol ligt met reserve wielen, moet de bagage ook nog mee in de auto. Niet heel comfortabel, maar wij zitten met z’n tweetjes op de voorbank naast de chauffeur, wat waarschijnlijk wel de beste plek is. De prijs van de taxirit is gebaseerd op minimaal vier personen en bedraagt 20 Cuc p.p. en hoe verrassend, met zeven personen blijft de prijs gelijk. De chauffeur heeft er zin in en zit met een grote grijns achter het stuur.
De auto lijkt een mooie oude Chevrolet, maar er is weinig meer origineel, eigenlijk is het een Hyuandai met de carrosserie van een Chevrolet. Jammer van de auto, maar wel knap hoe ze het oude spul hier aan de praat houden.
Na tweeënhalf uur hobbelen over slecht asfalt komen we even na elven aan bij onze tweede casa particular. Ook deze hebben we in Colombia via Airbnb geboekt, wat vanaf nu niet meer mogelijk is. Mochten we al internet hebben en een verblijf kunnen zoeken, kunnen we deze niet reserveren, omdat creditcard betalingen worden geblokkeerd door de overheid.
Op Cuba is internetten mogelijk op een onstabiel 2G netwerk dat beschikbaar is bij de betere hotels, sommige casas en een aantal openbare plekken in de stad. Om in te kunnen loggen moet je kraskaarten met een inlogcode kopen, één uur voor één Cuc. Althans bij een officieel verkooppunt. Er bestaat een levendig straathandel in de kraskaarten, waarbij de prijs kan variëren van twee tot vijf Cuc.
Onze casa in Santiago wordt gerund door Jean Luc en Daylis een Frans-Cubaans echtpaar. Jean Luc is na jaren van reizen tien jaar geleden getrouwd met Daylis en naar Cuba geïmmigreerd. Samen hebben ze op loopafstand van het centrum een huis met drie gastenkamers en buiten de stad een finca, waar ze nog twee kamers verhuren en groenten en fruit verbouwen. Voor Cubaanse begrippen zijn het welgestelde mensen.
Santiago bevalt ons beter dan Holguín. De stad wordt aangedaan door grote cruiseschepen en is daardoor meer gericht op toeristen, wat betekend dat er meer te koop is en een grotere keus uit restaurants. Wel komen we erachter dat het goede restaurant in Holguín ons op het verkeerde been heeft gezet. Zo goedkoop maken we ze niet meer mee en ook de kwaliteit is in de meeste gevallen minder.
Jean Luc weet ons veel te vertellen over het leven in Cuba, met name over het communistische regiem dat er nog steeds heerst. Een regiem dat afwijkt van het Oost-Europese en Russische en dat in de volksmond ook wel Fidelisme wordt genoemd. Net als in DDR wordt hier nog steeds gewerkt met een bonnenboekje of libreta. Iedere ingezetene van Cuba krijgt maandelijks een libreta. Op vertoon van deze bonnen kan men tegen een zeer laag tarief een week voorraad rijst, brood, eieren, suiker en melk kopen, mits deze verkrijgbaar zijn. In het verleden kon men meer producten kopen, zoals bijvoorbeeld zeep en tandpasta, nu is dat er alleen nog voor kinderen, zwangere vrouwen en zieken.
Producten worden in Cuba eerst beschikbaar gesteld aan de resorts en belangrijke toeristische steden. Hierdoor ontbreekt het de toerist aan bijna niets, terwijl voor de gewone bevolking de meest basale producten soms nauwelijks verkrijgbaar zijn. Wanneer wij in Cuba zijn is in het oosten van het land schaarste in meel, eieren en brood. Later in onze reis komt het voor dat er geen kip te koop is, benzine tijdelijk uitverkocht is en nationale bier Crystal alleen nog maar verkrijgbaar is in hotels.
Groenten en fruit zijn voor de Cubanen eigenlijk altijd schaars en daarnaast erg duur.
Met de komst van het toerisme wordt het de mensen mogelijk gemaakt een beter bestaan op te bouwen door een baan te zoeken in de toeristensector, een kamer te verhuren of te investeren in een (fiets-)taxi. Om te kunnen investeren zal er eerst flink moeten worden gespaard, er worden geen leningen verstrekt.
Bijna alle hotels en bezienswaardigheden zijn in handen van de staat, wat goed te zien is aan het aantal mensen dat er “werkt”. Zo lopen we binnen bij “Balcón de Veláquez” een uitzichtpunt in de stad. Hier zijn vier mensen werkzaam, één voor de verkoop van ansichtkaarten, een tweede voor het innen van één Cuc wanneer je een foto van het uitzicht wilt maken, een derde geeft wat uitleg of maakt een praatje en een vierde verkoopt bankbiljetten met de beeltenis van Ché Guevara.
Een commercieel bedrijf had hier waarschijnlijk één student voor aangesteld.
Woensdag is het zover, om acht uur kunnen we ons melden in de Marina, waar we Hugo op kunnen halen. Hij heeft de reis prima doorstaan. De bemanning heeft goed voor hem gezorgd, ze hebben hem stevig ingepakt zodat het zoute water de lucht geen vat op hem kregen. Ook het lange niets doen zorgt niet voor problemen, zodra de sleutel wordt omgedraaid is het starten en lopen.
Het duurt helaas wel even voor Hugo van boord kan worden getakeld. Er moet worden gewacht op een drugscontrole, die bijna vier uur in beslag neemt. De boot heeft een week in een haven van Jamaica gelegen en de kans is groot dat er wel een pretsigaret gerookt is. De boot is echter de avond ervoor al aangekomen, is op de millimeter nauwkeurig gestofzuigd en de meeste passagiers zijn al vertrokken. Mocht er als iets aanwezig zijn geweest, is dit ondertussen allang van boord.
Tijdens zijn zeiltrip heeft Hugo gezelschap gehad van de motor van Ralf, een Duitse reiziger, die net als wij met het vliegtuig naar Cuba is gekomen. Ralf heeft zijn reis door Zuid-Amerika in delen gedaan en heeft zijn motor bijna een jaar in Cartagena gestald. Nu gaat hij een paar weken door Cuba toeren en daarna vanuit Mexico zien dat hij de motor weer terug in Duistland krijgt. De meeste tijd heeft Ralf samen met zijn vrouw gereisd, maar zij heeft er niet zoveel zin meer in en daarom bezoekt hij de laatste landen in z’n eentje.
De motor van Ralf heeft er meer moeite mee dan Hugo en zorgt voor enige vertraging. Om één uur besluiten wij zonder hem te vertrekken, omdat er anders niet genoeg tijd meer is om de douane formaliteiten af te handelen. Het was de bedoeling dat kapitein Ludwig ons zou begeleiden, maar die is geveld door jicht en heeft een mannetje geregeld. Deze jongen, Leo, staat al vanaf acht uur in de haven op ons te wachten. Had hij niet hoeven doen, hij blijkt van geen enkele meerwaarde.
Omdat Ralf wat later achter ons aan komt heeft ook hij een mannetje, Carlos genaamd, meegekregen en samen kunnen ze uitstekend de stoep warm houden terwijl Max en Ralf alles zelf regelen. Het proces verloopt niet snel, maar de mensen zijn vriendelijk en van goede wil. Alle beambten en dat zijn er een paar, komen een kijkje bij de motoren nemen. Voorbijgangers maken foto’s en een praatje. De motoren zijn een echte bezienswaardigheid, de meeste kennen deze alleen van een plaatje. Twee uur later is het douane gedeelte geregeld, de motoren krijgen een sticker met de vermelding “tijdelijke import” en we kunnen door naar de technische inspectie een paar kilometer verderop in de stad. De keuring bestaat uit het registreren van de gegevens van de motor, waarna deze, tegen betaling van 45 Cuc, een Cubaanse kentekenplaat krijgt. Dit bedrag mag niet met contant geld worden betaald, maar met zegels die verkrijgbaar zijn bij de bank. Het was de bedoeling dat Leo en Carlos deze zouden gaan kopen, terwijl Max en Ralf de douane formaliteiten afhandelden. Doordat die uilskuikens dit zijn vergeten moeten we hiervoor terug naar een bank in het centrum van de stad waar het nu helaas te laat voor is. Max en Leo spreken af elkaar de volgende ochtend om acht uur bij de bank te ontmoeten, terwijl Ralf vast in de rij gaat staan bij de kentekenregistratie.
Na een hele ochtend wachten blijkt dat er geen platen voor tijdelijke import beschikbaar zijn. Deze zouden wel aanwezig zijn in Guantánamo, veertig kilometer verderop. Men is niet bereid er voor te zorgen dat de platen naar Santiago komen, ook wil men de papieren van de technische keuring niet meegeven, wat zou betekenen dat het hele theater daar weer opnieuw begint. Het heeft inmiddels al zoveel tijd gekost dat Max en Ralf het erbij laten zitten en de gok nemen om zonder Cubaans kenteken te gaan toeren. Er worden zo weinig motoren ingevoerd, dat waarschijnlijk niemand de regels kent.
Onze laatste middag in Santiago maken we een ritje met Hugo naar de begraafplaats Santa Ifigenia en Plaza de la Revolución. Santa Ifigenia is de belangrijkste begraafplaats van Cuba, hier liggen de grootste helden begraven; de revolutionair Fidel Castro en onafhankelijkheidsstrijder José Martí. Beide graven worden permanent bewaakt en elk half uur klinkt er een signaal dat de wacht wordt gewisseld. Dit is een hele ceremonie die al gauw een minuut of tien in beslag neemt.
Op de begraafplaats worden we aangesproken door Jorge en Anabella en Portugees/Luxemburgs stel. Zij zijn professioneel motorreiziger dat deels wordt gefinancierd uit de verhuur van hun woning en uit de opbrengst van reismagazines. Het eerste magazine hebben ze uitgebracht met behulp van crowdfunding en inmiddels brengen ze twee magazines per jaar uit en wordt Cuba hun tiende.
Op dit moment reizen ze met bus en taxi, maar de afgelopen tien dagen hebben ze op uitnodiging van Edelweiss Bike Travel, een Oostenrijkse firma die wereldwijd motorreizen organiseert, een compleet verzorgde motorreis over Cuba gemaakt. Een beschrijving hiervan is te vinden in hun 10de magazine en op www.diariesofmagazine.com.
Jorge en Anabella waren erg verbaasd toen ze onze motor met Nederlands kenteken zagen staan en toen ze ons zagen lopen wilden ze hier graag meer over weten. Tijdens het kletsen zien we de wacht twee keer wisselen en omdat we nog niet uit zijn gepraat spreken we af ’s avonds in de stad wat te gaan eten, wat een erg gezellige avond wordt.
De volgende dag vertrekken we uit Santiago en gaan op weg naar de kustplaats Baracoa. Het is een mooie route over redelijke wegen. Het eerste deel over een tweebaansweg. Er is geen sprake van de gebruikelijke vrijdag drukte, slechts af en toe zien we een auto, fietser of koe op de snelweg.
We passeren de stad Guantánamo. Zuidelijk van de stad ligt de Amerikaanse militaire basis Guantánamo Bay, met het omstreden gevangenenkamp Guantanamo Bay. Dit deel van het eiland is alleen bereikbaar per boot of vliegtuig, de wegen er naar toe zijn afgesloten, zelfs de stroom en watervoorziening zouden zijn afgesneden.
Baracoa is de oudste stad van Cuba, welke in een afgelegen gebied aan de oostkant van het eiland ligt. Tot zestig jaar geleden was het stadje alleen bereikbaar per boot, een eiland op een eiland. In de jaren zestig is er een asfaltweg aangelegd die door een mooi bergachtig natuurgebied voert.
Het valt ons op dat er heel weinig afval in de bermen ligt, een fenomeen waar we tijdens onze reis jammer genoeg gewend aan zijn geraakt. De komende dagen komen we er helaas achter dat dit schone landschap niet is te wijten aan de mentaliteit van de mensen, maar aan schaarste en weinig verkeer. Op drukkere wegen en in de buurt van dorpen en steden zijn de bermen weer bezaaid met afval.
Wanneer we Baracoa binnen rijden staan langs de kant van de weg twee fietsers die wat roepen en ons staande proberen te houden. Waarschijnlijk willen ze ons iets verkopen, waar wij geen interesse in hebben we rijden vrolijk door. Wanneer we bij een casa voor de deur staan blijkt dat de fietsers ons zijn gevolgd. Ze willen niets verkopen, maar vragen tot onze verbazing of wij Max en Sabine zijn.
Blijkt dat Ralf ook in Baracoa is en heeft de jongens verteld dat er waarschijnlijk nog een motor onderweg is. Daarop zijn zij op de uitkijk gaan staan en loodsen ze ons nu naar dezelfde casa als waar Ralf verblijft.
Baracoa is best een aardig stadje, het heeft niet de koloniale gebouwen zoals de andere steden, maar oogt wat primitiever, met veel onverharde wegen. Ondanks dat het in zo’n uithoek ligt is het redelijk toeristisch en zijn er veel casas particular. Opvallend is dat men hier niet om geld vraagt. We zijn inmiddels zo wantrouwend geworden dat wanneer een man ons de hand wil schudden wij verwachten dat hij geld wil. Hij is echter alleen maar vriendelijk en wil mij handje helpen bij het opstappen. Ondanks het toerisme heeft men niet de moeite genomen om de Malecon aantrekkelijk te maken. Alles is beton en compleet vervallen, ook de grauwe blokken met hoogbouw langs de boulevard zijn vuil en verwaarloosd. De kerk en de plaza, de internetzone, zijn de grootste trekpleisters.
De casa waar we verblijven is van Denny en Rafaela. Denny is biochemicus en heeft in het verleden redelijk kunnen verdienen doordat hij werd uitgeleend aan buitenlandse projecten. Zo heeft hij een casa en een auto bij elkaar gespaard. De auto is een Jeep Willy uit 1948, welke hij voor 12.000 Cuc als opknapper heeft gekocht. De auto is inmiddels voorzien van een Iveco motor en een prachtig houten interieur met achterin twee banken. Naast zijn baan bij de overheid verdiend hij bij met de casa en als particulier taxichauffeur.
We blijven twee nachten en de eerste ochtend wordt Max wakker van een varken krijsend in doodsnood. Na drie doffe klappen wordt het ineens stil. Lijkt erop dat het varken de man met de hamer is tegengekomen. Bij het ontbijt wordt gevraagd of we ’s avonds bij de casa willen eten, het menu bestaat uit vis of varkensvlees. Op de vraag van Max of het varkensvlees vers is wordt lachend geantwoord dat dit afkomstig is van het varken van de buurman, die vanochtend vroeg is geslacht.
Het is een vreemd idee, maar we blijven eten en volgens Max is het vlees wel heel lekker.
De volgende ochtend nemen we tijdelijk afscheid van Ralf, wij gaan verder, hij blijft nog een nacht. We rijden van Baracoa naar de kustplaats Guardalavaca. We starten met een zeer slechte asfalt weg, met grote gaten, maar de uitzichten zijn mooi. Later wordt de weg wat beter, maar het landschap minder interessant, het is saai, er is veel industrie en de dorpen zijn grauw en vervallen.
Guardalavaca is een populaire vakantiebestemming voor strandliefhebbers. Je vindt er kristal helder water met prachtig witte stranden en op sommige plekken koraalrif. Volgens de reisgidsen een geweldige plek om te gaan duiken of snorkelen. Aan de kust zijn luxe all-inclusive resorts gebouwd, waar het de gasten aan niets ontbreekt. Wat een nadeel is voor de mensen in de stad, zij profiteren nauwelijks van het toerisme. Behalve een paar local tentjes zijn er geen restaurants te vinden, wat lastig is voor de enkele toerist die, die net als wij, in een casa particular verblijft. We blijven een paar dagen om wat te zwemmen en te relaxen en rijden daarna dwars door het land terug naar Santiago.
De eerste dertig kilometer rijden we over een prima asfaltweg, daarna stuurt de navigatie ons het binnenlanden in, over een zeer slecht onverhard pad vol met grote keien en diepe gaten.
Het pad voert door een ouderwets boerenlandschap langs tal van boerderijtjes waar vooral suikerriet en bananen wordt verbouwd. Op een bus en een paar brommers na zien we geen gemotoriseerd verkeer, het enige dat we tegen komen zijn ruiters, paard en wagen, ossenkarren en een enkele fietser. Na ruim vijftig kilometer komen we weer op de verharde weg, grotendeels dezelfde weg die we de taxi hebben gereden van Holguín naar Santiago. Langs alle wegen staan foto’s en spreuken die herinneren aan de revolutie of zijn een dankwoord aan Fidel.
We blijven maar één nacht in Santiago en willen daarna de zuidelijke kustweg naar Pilón rijden. De casa van Jean Luc zit vol, dus gaan we opzoek naar een andere. We vinden een goede in een levendige wijk in het centrum van de stad, waar ’s avonds de kinderen op straat dansen en de mannen domino spelen.
De kustweg naar Pilón is bijzonder mooi, links diep blauw water, soms op een afstand van slechts enkele meters en rechts bergen. Drie kwart van de route gaat over prima beton of asfalt, het laatste deel is het wegdek zeer slecht en worden we op verschillende punten om ingestorte bruggen heen geleid. Ook rijden we over bruggen waarvan we hopen dat ze het nog even houden, maar waarvan zeker is dat ze binnen afzienbare tijd in zullen storten. Een vrachtwagenchauffeur zal waarschijnlijk een alternatieve route kiezen.
Pilón is geen toeristenbestemming, er is keuze uit een paar matige casas. Restaurants zijn er niet, maar gelukkig kunnen we bij onze gastvrouw eten. Wanneer we op het dakterras een drankje nuttigen staat ze achter ons met een grote machete de kip in stukken te hakken.
Vanuit Pilón volgen we nog een tijdje de kustweg, waarna we het binnenland in draaien op weg naar Camaguey. Een saaie route langs suikerriet plantages, het enige wat het nog enigszins aangenaam maakt is het weinige verkeer. Het landschap, de manier waarop het land wordt bewerkt en de overwegend klassieke auto’s geven je het gevoel alsof je zestig jaar terug in de tijd bent gegaan.
Camaguey is een sfeervolle stad, met mooie koloniale gebouwen. Hier zijn weer wat meer toeristen, wat keus in casas en restaurants betekend. Wij vinden een prima onderkomen bij Guille en Niurka. Guille is super enthousiast over de motor en heeft het liefst dat deze voor de deur blijft staan, zodat hij er mee kan pronken. Niurka kook ’s avonds een heerlijke maaltijd en zet ’s morgens een super uitgebreid ontbijt op tafel. In het dagelijks leven is ze internist in het plaatselijke ziekenhuis, waarmee ze een “goed” inkomen van 40 Cuc verdiend. Guille was proffesor aan een universiteit. Nadat hij het huis van zijn ouders heeft geërfd, verkoopt hij zijn motor, waar hij zo’n 7000 Cuc voor beurt en knapt van dat geld het huis op en bouwt een paar kamers voor de verhuur. Hij is gestopt met werken aan de universiteit en runt nu fulltime de B&B, waarmee hij een per dag een hogere omzet kan draaien dan zijn vrouw in een maand verdiend.
Van Camaguey rijden we door naar Caibarién een kustplaats aan de noordkant van het eiland. Opnieuw weer geen bijzondere dag, zowel de weg er naar toe als de stad Caibarién zijn weinig bijzonder. De stad is verbonden met een schiereiland waar prachtige zandstranden zijn te vinden, hierdoor zijn veel casas te vinden. Na vier pogingen, alles zit vol, belanden we bij de Duitser Alexander en zijn Cubaanse vriendin Lea. Zij hebben elkaar een aantal jaren geleden ontmoet in België en hebben drie jaar geleden besloten om alles te verkopen en te verhuizen naar Cuba. Daar hebben ze een honderd jaar oud pand gekocht, dat ze flink hebben gerenoveerd en een casa particular hebben gecreëerd met drie kamers. Het toeval wil dat ze vandaag twee reserveringen hebben van Duitse gasten, net zoveel als vorig jaar in het hele jaar. Na ruim twee weken in Cuba te hebben verbleven vragen wij ons af waarom iemand vrijwillig naar hier naar toe verhuisd. Het antwoord is dat ze hier de mogelijkheid hebben om met weinig middelen een hostel kunnen beginnen, waar ze goed van kunnen leven. Dat er veel bureaucratie is, wet en regelgeving om de haverklap veranderen en zaken zeer moeizaam verlopen moet je voor lief nemen.
Op advies van Lea gaan we ’s avonds eten in een restaurant, dat volgens haar het beste in de stad is. Het eten is inderdaad erg lekker, maar het is tevens het duurste dat we tot nu toe op Cuba hebben gegeten. De rekening bedraagt 39 Cuc, net zoveel als een maandsalaris van een arts. Rare wereld.
Na één nacht gaan we verder. We blijven de kustweg volgen naar Cardenas. Helaas geen glimp van de zee gezien, alleen suikerriet en nog eens suikerriet. Cardenas is niet interessant, weinig toeristen, waarschijnlijk omdat het te dicht bij het all-inclusive paradijs Varadero ligt. Ondanks het weinige toerisme zijn er wel casas en vinden we een goed onderkomen bij Yanet en Dennis. Ze hebben een garage waar normaal hun Lada in staat, maar omdat deze bij de mecánico staat, mogen wij er de motor parkeren. Hun auto staat al een tijdje te wachten op onderdelen en ze hopen dat deze ergens in maart of april gerepareerd is. Dennis is een advocaat die een baan in een hotel heeft gevonden, die door fooien stukken beter wordt betaald. Yanet is baas van de casa. Zij is tot nu toe de eerste Cubaan die openlijk kritiek op het regeringsbeleid durft te hebben. Een beleid dat niet deugt en het land langzaam naar de verdoemenis helpt. De gratis gezondheidszorg is een farce, medici worden uitgezonden naar het buitenland, wat na het toerisme de beste bron van inkomsten is. Medicijnen zijn niet of nauwelijks verkrijgbaar en de middelen waarmee wordt gewerkt zijn sterk verouderd. Het ooit zo geroemde opleidingsniveau holt hard achteruit, omdat leraren een andere, beter betaalde baan zoeken. Ze hoopt dat er snel verandering in de situatie komt.
Van Carderas gaat het verder naar Havana, maar niet zonder even een kijkje te nemen op Varadero. Het eiland is een aaneenschakeling van luxe hotels, met verschillende golfbanen. In de haven liggen luxe jachten waarmee rondvaarten kunnen worden gemaakt. Een groter contrast met het echte Cuba bestaat er niet.
De 150 kilometer lange kustweg naar Havana is mooi en gaat over super goed asfalt. Het centrum van Havana is bereikbaar via een tunnel, die ruim van te voren wordt aangegeven. We rijden er naar toe over een heerlijk relaxte A1, geen vergelijk met de Nederlandse A1, die diep in nacht nog niet zo rustig is. Een stuk voor de tunnel staat een soort controle poort zonder slagbomen, waar men zo onderdoor kan rijden. Op het moment dat wij dat doen, gaat een agent volledig over de rooie. Luid schreeuwend probeert hij ons tegen te houden. Uit zijn geschreeuw maken we op dat we om moeten draaien omdat de tunnel niet toegestaan is voor motoren. Geen bord gezien waar dat op staat. Het is ook wel heel apart, dat een betrouwbare Japanse motor van maar zeven jaar oud niet wordt toegelaten en 40 tot 50 jaar oude oldtimers er zonder problemen door heen mag.
We keren om en rijden, maken een grote omweg en rijden via een grote omweg de stad in, naar de casa met parkeerplaats, die ons is geadviseerd door Jorge en Anabella. Deze staat in een rustige wijk in het stadsdeel Vedado, ook wel ciudad Moderna genoemd. Het deel stamt uit 1960 en is dus inmiddels wel wat achterhaald.
Havana is de hoofdstad en tevens grootste stad van Cuba. Het land heeft 11 miljoen inwoners, waarvan er ruim 2 miljoen in Havana wonen. Het oudste en meest interessante deel is Havana Viejo.
De revolutionaire regering wilde in het verleden de groei en het economische overwicht van Havana afzwakken. Er werd niet meer in de stad geïnvesteerd en de woningbouw werd verwaarloosd in de hoop dat de migratie zou afnemen en mensen de stad zouden verlaten. Het resultaat was verkrotting en veel illegale bewoning. Inmiddels zijn delen van het oude centrum gerestaureerd, wat er vaak te gelikt uitziet. Het grootste deel is nog oud en vervallen. Zeker de helft van de pastelkleurige oude panden lijken onbewoond en zijn in zo’n staat van verval dat er geen redding meer mogelijk lijkt.
Het verval in combinatie met de zachte kleuren geeft charme en schoonheid aan de stad, ze is enorm fotogeniek, zeker in combinatie met de klassieke auto’s. Jammer van de bergen stinkend afval.
De eerste dag dwalen we door de straten van het historische centrum. Aan het eind van de dag lopen we Victor en Bennoit tegen het lijf, een Spaanse en een Franse jongen die we hebben ontmoet in de casa in Guardalavaca. Kleine wereld. Onze tweede dag beginnen we met een bezoek aan het Capitoli, althans dat was de bedoeling. Uitgerekend vandaag hebben ze deze een dagje gesloten. Het imposante gebouw is geen replica maar lijkt zeer sterk op het Capitool in Washington DC, een duidelijk symbool van de Amerikaanse invloed. We zitten een tijdje op de trappen auto’s te kijken, hier rijden nog echte mooie met zelfs af en toe nog een zes of acht cilinder onder de motorkap. Daarna gaan we de wijk centro Habana verkennen, wat behoorlijk in het water valt. Rond het middaguur begint het te regenen, wat ’s avonds pas weer ophoudt. Een groot deel van de middag plenst en waait het hard en schuilen we onder overkappingen. De stad is vies en vettig en met het opspattende water voelt het helemaal smerig, zeker met het afval dat voorbij komt drijven.
Na twee dagen stad vinden we het mooi geweest en gaan we verder. We zijn nog nooit zo snel een miljoenenstad uitgereden. De mooie brede boulevard is verboden voor motoren, waardoor we verplicht de kustweg moeten rijden, welke we zolang mogelijk blijven volgen. Het is mooie route langs de noordkant van het eiland tot aan Viñales, een dorp in de Viñalesvallei, wat waarschijnlijk wel de mooiste streek van Cuba is en waar de beste soorten tabak van de wereld wordt verbouwd.
Het complete dorp bestaat uit casas particular, je moet moeite doen een huis te vinden dat geen kamer verhuurt. Voordeel is dat er veel verkrijgbaar is en er keuze is uit goede restaurants.
Bij toeval komen we terecht bij, naar ons idee, de mooiste casa van Viñales, in elk geval de mooiste die wij tot nu toe hebben gehad. We willen wat meer van de streek zien en een tabaksplantage bezoeken en reserveren direct drie nachten. Een goede keuze, Papo en Mileidys doen hun uiterste best het ons naar de zin te maken en ze serveren heerlijk uitgebreid ontbijt.
Dag één zit het dorp zonder benzine. Hugo heeft dorst dus we rijden naar het dertig kilometer verderop gelegen Pinar del Rio. De terugweg bezoeken we een mirador met een mooi uitzicht over de vallei, met de vreemd gevormde bergen, Mogotes genoemd, wat een soort dicht begroeide bulten zijn. In de vallei staan vagas, schuren van palmbladeren waar de tabak na de oogst te drogen hangt. Daarna maken we een rondrit van zo’n 70 kilometer door de omgeving. Deze is minder mooi dan gehoopt, twintig kilometer buiten Viñales is het landschap vlak en saai en de wegen zeer slecht. Het is asfalt, maar een gravelweg was beter geweest.
Dag twee bezoeken we een tabaksplantage waar we uitleg krijgen over het tabaksproces. Er wordt ook koffie verbouwd en een speciaal soort rum, Guave gemaakt, waar we ook het één en ander over horen. De tabaksboeren hebben ooit hun land van de regering gekregen, daarom zijn ze verplicht negentig procent van hun opbrengst te verkopen aan de staat, waar ze waarschijnlijk niet de hoofdprijs voor vangen. Tien procent, of een ietsje meer, is voor de vrije verkoop. Hiervan wordt de Campesino sigaar, ofwel boeren sigaar gedraaid, herkenbaar aan geen etiket en honing aan het uiteinde. Na afloop van de rondleiding is er voor de liefhebber een sigaar om te proberen, deze zijn natuurlijk ook te koop zijn voor vier Cuc per stuk.
’s Middags rijden we naar de Valle de Dos Hermanas waar op een rotswand een muurschildering is gemaakt van 120 meter hoog en 180 meter breed. De immense afbeelding stelt de wording van de mens voor en is gemaakt in opdracht van Fidel Castro.
’s Avonds gaan we voor de laatste keer eten in Viñales en we hebben ons net op een terras neer gezet als Ralf voorbij komt lopen. Hij heeft al gegeten maar schuift bij ons aan om een mojito te drinken Cuba ervaringen met ons uit te wisselen.
Terug bij de casa kletsen we nog wat met nieuw aangekomen gasten en Mileidy. Ze vertelt dat zij de eerste vrouw was in Viñales die een rijbewijs heeft gehaald. Door de verkoop van een huis en de verdiensten met hun goed lopende casa hebben ze een paar jaar geleden een 40 jaar oude Lada kunnen kopen. De auto staat er nog strak bij en ze zijn er super trots op. Destijds hebben zij er 15.000 Cuc voor betaald en volgens Mileidy zou deze nu meer dan 20.000 Cuc kosten. Het is hier voordeliger om een huis te kopen dan een auto. We hebben een man gesproken die voor 7.000 Cuc een woning heeft gekocht met zeezicht.
Zondag gaan we verder zonder dat we een duidelijke bestemming hebben. Omdat we richting Cienfiegos moeten willen we proberen een slaapplek te vinden aan de zuidkant van het eiland. De dag begint mooi, maar zodra we de provincie Pinar de Rio uit zijn wordt het landschap weer saai. Suikerriet, afgewisseld met grauwe, vervallen dorpen. Het zuidelijke gedeelte is totaal niet interessant en er is geen casa te vinden. Toch maar weer noordelijk, Havana voorbij, naar de kustplaats Matanzas. De extra zestig kilometer maken de dag een beetje goed. Na een tijdje zoeken vinden we een casa met garage, maar deze heeft helaas geen plek voor ons. De eigenaar belt een vriend en binnen vijf minuten arriveren er twee mannen met een scooter die ons begeleiden naar een casa twee straten verderop. De eigenaar stelt zich voor als Ubaldo. Zodra we onze spullen in zijn nette gastenverblijf hebben gezet nodigt hij ons uit voor een kop koffie in zijn huis. Ubaldo woont alleen en heeft zo te zien geen hulp in de huishouding. Het is een grote bende, goed dat we zijn gastenverblijf hebben gezien voor de koffie. Van beroep is Ubaldo violist bij het Matanzas Symphony Orchestra en tijdens de koffie trakteert hij ons op een mini concert.
Ubaldo is een van de weinigen die, door zijn beroep de kans heeft gehad Europese landen te zien. Reizen wordt nauwelijks toegestaan, er wordt toestemming verleend wanneer er het zo goed als zeker is dat men terug keert naar Cuba. Ubaldo is op pad geweest met het orkest en heeft zich kunnen verbazen over de luxe in ons deel van de wereld. Hij verteld over een bezoek aan een restaurant waar hij de ober over bijna alle menuopties heeft gevraagd of het gerecht er was. De ober was verbaasd over de vragen en Ubaldo over het feit dat alles er gewoon was. Wij zijn er inmiddels aan gewend dat een ober begint met aan te wijzen wat er allemaal niet is.
Onze volgende overnachting plannen we in Santa Clara, waar we het mausoleum van Che Guevara willen bekijken De rit er naar toe is wederom saai, maar gaat gelukkig wel snel. Al vroeg in de middag komen we aan in Santa Clara, wat ons geen interessante stad lijkt. We besluiten direct naar het mausoleum rijden en na de bezichtiging zetten we onze reis voort naar Trinidad. Dit deel van de rit gaat binnendoor over een rustige weg door een mooi heuvelachtig landschap met groene valleien. Trinidad is een stad met een zichtbaar koloniaal verleden, het heeft een mooi historisch centrum met kasseien en prachtig gerestaureerde herenhuizen. Met Havana en Varadero behoort Trinidad tot de belangrijkste toeristische trekpleisters van Cuba. In een grote stad als Havana valt het minder op, maar hier is drie kwart van de mensen op straat een toerist.
Na twee dagen Trinidad wordt het tijd om richting Cienfiegos te gaan. Opnieuw een kustroute die zeker niet onaardig is. Aangekomen in Cienfiegos gaan we eerst kijken naar de plek waar de Stahlratte aanlegt en we de volgende dag Hugo in moeten leveren. Daarna gaan we opzoek naar een casa in de buurt van de haven, zodat we niet te ver hoeven te sjouwen met onze spullen. Tijdens onze zoektocht worden we gespot door Ralf, die honderd meter verderop een kamer heeft. Die avond en de avond erop gaan we met z’n drieën eten en wisselen we onze Cuba en andere reiservaringen uit. Ralf heeft de Stahlratte en de bemanning al gezien en weet ons te vertellen dat kapitein Ludwig in verband met familie omstandigheden het schip heeft moeten verlaten. Wie er naar Mexico gaat varen is niet helemaal duidelijk.
Donderdagmorgen acht uur melden Max en Ralf zich met motor in de haven voor afhandeling van de douane formaliteiten. Daarna gaat Hugo aan boord en kunnen wij het grootste deel van onze spullen vast naar onze slaapplek brengen. De volgende dag worden we om half tien bij de Stahlratte verwacht, waar we eerst met de bemanning en de andere gasten naar de douane gaan en daarna Cuba verlaten, op naar Mexico.
Voor het eerst tijdens onze reis zijn we blij dat we een land verlaten. We zijn bijna vier weken op Cuba geweest en wat ons betreft was tien dagen meer dan voldoende geweest. Met uitzondering van de toeristische highlights is Cuba geen erg leuk land. We hebben ruim 2000 kilometer afgelegd, waarvan maar een derde echt de moeite waard was. De mensen in de casas zijn zonder uitzondering vriendelijk en behulpzaam en ook degenen die oprecht geïnteresseerd zijn in de motor zijn aardig, de rest is over het algemeen onvriendelijk en ontevreden, zeker de mensen die voor de overheid werken. Op straat is men vooral geïnteresseerd in je geld, wat misschien nog voortkomt uit de communistische gedachte van “alles zullen we samen delen”.
Waarschijnlijk was Cuba een jaar of tien geleden leuker, toen het nog niet werd overspoeld door rijke Canadese en Amerikaanse toeristen. Ga je er heen voor een vakantie en bezoek je het strand en de highlights, ervaar je Cuba waarschijnlijk anders dan wij.
Het land is door haar geschiedenis en het Fidelisme zeker interessant, onze verwachtingen waren misschien te hoog maar na een jaar door vriendelijk en gastvrij Zuid-Amerika te hebben gereisd was het voor ons een tegenvaller. Nu maar hopen dat we Mexico gaan halen zonder de ervaren kapitein Ludwig.





Geschreven door

Al 9 reacties bij dit reisverslag

Wat heerlijk weer om weer mee te lezen en mee te kijken met De prachtige foto's wat een avonturen, heerlijk! Genieten, fantastisch! Op naar weer een nieuw avontuur xxx

Olga 2019-03-20 16:30:25

Jammer dat Cuba wat minder was ik vind de foto’s geweldig max den sigaar steet ow goed 😂op na het volgende verhaal dikke knuff jo 😘😘

Jootje 2019-03-20 17:36:07

Weer genoten van je verhalen Sabine en mooie foto,s!! Veilige reis verder en geniet ervan.

Ans Overgoor. 2019-03-21 17:45:31

I am always so exited about your updates. It is amazing thank you for sharing all the stories (even they are written on Dutch🤠 and photos. I really enjoy it😃 Cheers Malene (Cobi Rehab)🇩🇰

Malene Alexandrowiz 2019-03-22 08:36:30

Wouw Sabine wat een prachtige foto's van die old timers :) Dit zou een paradijs zijn voor Hans :) toch maar eens kijken of we daar niet eens zouden moeten gaan. Dank je wel.! Veilige reis samen

Ineke Mensink 2019-03-25 10:20:08

Hey. Jammer dat Cuba zo tegen valt. Het land is mooi maar de mensen idd niet erg aardig. Dat hebben wij helaas ook ondervonden. Ja apart die auto's . Aan de buitenkant heel mooi maar idd weinig originele onderdelen. Appie heeft toen ook en kijkje genomen onder de motorkap. Bijzonder.

Nathalie 2019-03-25 10:49:39

👍👍

Henk Bolk 2019-03-28 20:20:30

Wat een verhaal weer.

Bennie Overgoor 2019-04-02 18:09:18

Heb weer een heel mooi reisverslag gelezen en prachtige foto’s gezien heel veel succes en voorzichtig grtjs frieda

Frieda 2019-04-15 16:38:05
 

Over deze reis
Aantal reisverslagen:
GPS afstand deze dag:
GPS afstand totaal:
Aantal foto's:
Laatste verslag:
Reisduur:
Reisperiode:

Of schrijf je reisverhalen via de app

Met de Pindat App kun je offline reisverhalen schrijven en foto's toevoegen. Zodra je weer internet hebt kun je jouw verslagen uploaden. Ook via de app plaats je gratis onbeperkt foto's.



Klik op 1 van onderstaande knoppen om de app te installeren.