Wat een etappe! We hebben zwartgereden, zijn een roedel wolven tegengekomen en Karels schoenen gingen in staking... maar laat ik bij het begin beginnen.
Op een minicamping in Swolgen genieten we lekker met de voetjes in het gras van ons ontbijt in het ochtendzonnetje. De tijd verstrijkt echter sneller dan we denken en we moeten ons nog haasten naar de bushalte. Ik vergeet daarbij het Pieterpadboekje en moet zelfs nog op een holletje terug. Vervolgens staan we natuurlijk tien minuten op de bus te wachten, maar beter zo dan dat ‘ie net voor je neus wegrijdt! We hebben gezelschap van een dame die net drie uur uit Groningen is komen rijden voor twee etappes en we maken even gezellig een kletspraatje. Via allerlei dorpjes brengt de bus ons naar het station van Venray. Daar hebben we slechts twee minuten overstaptijd, dus we kunnen het net halen. We zien alleen nergens een paal om in te checken met onze OV-kaarten en in de trein kan dat ook niet, dus rijden we onbedoeld zwart... het gaat van kwaad tot erger met ons! Gelukkig hoeven we maar 1 stationnetje verderop te zijn, dus onze zonde blijft beperkt. In Vierlingsbeek moeten we eerst weer naar het centrum lopen om de route weer te kunnen oppikken. Als we het dorp verlaten krijgen we meteen een hoogzomer-gevoel: we lopen langs hoog, verdroogd gras waarin de krekels zich luidkeels laten horen en waartussen allerlei veldbloemen bloeien. Aan de andere zijde liggen akkers met maïs en goudgeel graan. Als we even later bij een bosje via een hoog bruggetje over een beek moeten, besluit ik me eerst even in te smeren tegen teken/muggen. Slechte timing, want zodra ik stilsta, duiken de blinzen roofzuchtig op mijn benen. Twee dikke bulten rijker maken we de oversteek en komen dan ook nog een vrouw met een kudde honden tegen. Maar het lukt ons om de andere wal te bereiken en lopen dan heerlijk over een schaduwrijk bospad langs de beek. In Hooghees komen we langs een oude, vrije grote Mariakapel en in het volgende gehucht, Smakt, passeren we de enige kapel in Nederland die aan St. Jozef is gewijd. Over een smal paadje door hoog gras pal langs het spoor en een kort stuk bospad vervolgen we onze route en even later betreden we landgoed Geijsteren, waar het heerlijk naar dennenappels ruikt. We doorkruisen een prachtig, heuvelachtig gebied met bossen en zandverstuivingen met overal groepjes jeneverbessen. Soms wanen we ons gewoon even op de Holterberg. Het blijkt wel een uitdaging om de juiste route te kiezen op de stukken met veel zand en weinig bomen. Het lukt ons toch (natuurlijk, wat dacht je anders?!) en na een lang pad dat geheel door het bos loopt, doemt er een oude watermolen voor ons op. Deze Rosmolen is echt een plaatje en we houden even stil om ‘m te bewonderen. Vervolgens belanden we in een heel fraai stukje bos waarin we diverse malen op prachtige, donkere beken stuiten waarboven libellen vliegen en het zonlicht prachtig wordt gefilterd door de hoge beuken. Dat Karel even op een bankje gaat zitten, is echter niet zozeer om dit natuurschoon te bewonderen, maar om een noodoperatie aan zijn schoen uit te voeren. De bergschoenen van hoge kwaliteit die mijn vader ooit in Oostenrijk kocht, beginnen ineens gebreken te vertonen en de zool van zijn rechterschoen hangt achteraan helemaal los. We trekken de veters strak door de openingen in het profiel en hopen dat dit voorlopig zal volstaan. Helaas blijkt het koffiekopje op de kaart verouderde informatie te geven, want het verwachte restaurant “De omgevallen boom” blijkt nergens te bekennen. We zijn echter wel toe aan een rustplekje (ook als we daar geen secondenlijm kunnen krijgen), dus na nog een half uur wandelen langs akkers met gerst en door een soort groene tunnel in het bos, laten we ons met een zucht op een bankje zakken. Een heel scheef bankje weliswaar, dus we moeten onze broodjes goed vasthouden, anders rollen ze weg! De muggen hebben hier kennelijk ook trek, al is het midden op de dag, dus ondanks weer een snelle actie met de Deet-roller loop ik weer een stel bulten op. Ik houd de Azaron gewoon maar even in mijn broekzak nu... Wanneer we bijna strompelend weer op gang gekomen zijn (wat word je stijf van even zitten!), komt Wanssum in beeld. Dit dorp biedt geen fraaie eerste aanblik, want hoge fabrieksgebouwen domineren de omgeving. In verband met nieuwbouw is de route hier ook verlegd t.o.v. de beschrijving in ons boekje, dus we moeten extra goed op de rood-witte stickers en verfvlekken letten. Karels andere zool heeft zich inmiddels solidair verklaard met z’n maatje, dus er loopt nu bij beide schoenen een veter onderlangs. Als we Wanssum achter ons laten, lopen we eerst een stuk vol in de zon, terwijl onze watervoorraad flink begint te slinken. Gelukkig wandelen we even later het bos weer in en stuiten daar op de kapel van St. Goar. Nóg zo eentje die uniek is in z’n soort! Volgens het bordje beschermt deze heilige tegen koude en bibberkoortsen en inderdaad: daar hebben we deze hele dag geen last van gehad! Zijn kapel wordt dan weer beschermd door een roedel wolven. Van metaal gelukkig, dus alle lezers kunnen nu opgelucht ademhalen. We blijven op dit idyllische plekje nog wel even op een bankje zitten, want een ander bordje benoemt als goede gewoonte dat de pelgrims hier dankbaarheid betrachten en dat spreekt ons dan weer meer aan. Over een pad dwars door de velden bereiken we de rand van Meerlo en bewonderen daar even het “Kasteelke”, een fraaie historische boerderij met zo’n typisch Limburgse poort erin. Opnieuw langs een beek maken we een omtrekkende beweging om het dorp heen, maar lopen daarna toch een paar extra meters om neer te strijken op het terras van het dorpscafé. We laten ons de koude cola en icetea goed smaken en vullen daarna onze bidons. Verkwikt lopen we daarna langs de grote kerk het dorp uit, maar helaas laat Karels rechterzool nu ook aan de voorkant los en staat hem niets anders te doen dan hem er helemaal af te trekken. Twee straten verderop is dat ook het lot van de linkerzool terwijl drie geitjes verbaasd toekijken. Ai. Met nog zo’n vier kilometer te gaan loopt dat echt niet prettig, alleen een soort foamlaag onder je voet! Karel voelt elk steentje en sommige ervan blijven er ook in vastzitten. Gelukkig zijn er ook dingen om blij van te worden: in de verte zien we langs de beek een uitbundige rand veldbloemen en als we dichterbij gekomen zijn, zien we dat de bewoners van dit perceel ook nog heel gastvrij een kan met fruitig water voor dorstige wandelaars hebben neergezet. Wat een mooi gebaar! Als we Tienray naderen, zien we waarom dit dorp ook wel “Klein Lourdes” wordt genoemd: je kunt hier een hele kruisweg lopen door het buitengebied. Midden in het dorp scoren we een overheerlijk ijsje bij de plaatselijke Italiaanse ijssalon en al likkend (het smelt snel met deze temperatuur!) lopen we door het bos het allerlaatste stuk richting Swolgen. In dit bos hangen er heel wat houten bordjes met “Pieterpadgedichten” aan de bomen, maar we missen de puf om ze nog te lezen. Ik heb niet zo’n goede “smoes” als Karel, maar ook ik heb last van mijn benen en we zijn allebei reuze opgelucht als we ons bij de camper in onze stoelen laten zakken. De voetjes gaan omhoog en met een koud drankje genieten we van een voldaan gevoel. Pas als we weer een beetje zijn uitgerust en opgefrist, breken we op en rijden we terug richting Wierden.
Geschreven door Karel-en-RiannevG.op.reis