Ik heb vannacht niet zo goed geslapen, de anderen zijn al op ( behalve Pierre). Lili is al weg, het is nog maar half 7 en nog donker. We ontbijten met wat we nog vinden in de rugzak. Een klein broodje, een halve platgedrukte croissant met een hard gekookt ei en confituur. Water voor koffie koken we in de microgolf want iets anders is er niet. We zijn dus al vroeg op pad. Pierre gaat nog eerst naar het centrum terug, ik volg de weg. Het is wat mistig, de wind is gaan liggen en het is niks koud. De klim door het bos gaat aanvankelijk wat moeizaam. Wanneer ik terug tussen de wijngaarden kom snoep ik wat van de overgebleven druiven. Tussen de wijngaarden is er een uitgebreid netwerk van irritatiekanalen en waterputten die in onbruik geraakten. In de putten staat het water op nog geen 2 m diep. Tegenwoordig gebruikt men echter pompen en leidingen vlak langs de druivelaars. Bij de Corral de Jota zit een grote groep schapen onder een deel van deze kanalen. Dennis, de rus die ook in de albergue was steekt me voorbij met een Buen Camino. Eindelijk vind ik mijn ritme, de zon breekt door en snel kom ik in Azofra. Bij een kleine bar zitten enkele pelgrims, iedereen stopt hier natuurlijk want het is waarschijnlijk het enige wat we tegenkomen. Na een koffie wil ik vertrekken maar zie net Roza en Jean uit Barcelona aankomen die me hartelijk begroeten. Zij gaan ook koffie drinken en ik trek weer verder. Bij het buiten wandelen van Azofra staat de Virgen de Valvanera. Het Jezus kind heeft opvallend grote voeten en die staan verdraaid, dit heb ik hier in Spanje nog al eens gemerkt. Eigenlijk zijn de voeten wel in verhouding met het hoofd, maar het lichaam is dan veel te klein ( of de handen en voeten te groot). Op de grens van Azofra staat het 17 e eeuwse Cruz de los Peregrinos, grenspaal, wegwijzer en schandpaal. Het lijkt ook wel de grens te zijn van de wijnstreek want al snel zijn het de velden die het van de wijngaarden overnemen. Ze liggen er nu kaal en rood bij. Er volgt een flinke klim naar Cerueña met allemaal nieuwbouw naast een golfterrein. Bij het pelgrimsbeeld heeft Pierre me terug ingehaald en hij maakt een foto van me. Het cafetaria van het golfterrein lokt ons naar binnen. Ze hebben er verschillende broodjes die goed smaken met een koffie er bij. We ontmoeten er Chris een gids uit Wiltshire en Johanna. Ik bestel een tweede koffie, maar Pierre vertrekt al. Op mijn gemak ga ik ook verder, het voelt zomers in de open velden waar hier en daar een boer het land bewerkt. Het landschap lijkt erg abstract met momenten. Het rode land waarin de weg een gele kras vormt onder een staalblauwe hemel. Het klimmen wordt er gemakkelijker van. Eens op de top zie ik Santo Domingo de la Calzada in de verte liggen. Bij een rustplaats is er een beeld van Santo Domingo bij een pijler van een brug. Santo Domingo, die als een kluizenaar hier woonde zag hoe moeilijk het voor pelgrims was om de rivier over te steken. Hij bouwde een brug en wegen, later ook een hospitaal en een kerk. Daarrond ontstond het dorp dat zijn naam draagt. Er is ook de legende van de kip en de haan ( er staat een kippenhok in de kathedraal en een beeld van de kip en de haan op de gevel). Een Duits echtpaar ging samen met hun zoon op pelgrimstocht naar Santiago. Een jong meisje maakte de zoon het hof, maar die ging niet in op haar avances. Daarop verborg het meisje een zilveren beker in de jongen zijn tas en betichte hem van diefstal. De jongen werd veroordeeld tot verhanging. Zijn ouders zetten bedroefd de tocht verder. Wanneer ze bij het terugkeren weer langs hier kwamen bleek de zoon nog te leven. Santo Domingo zou hem zolang opgeheven houden. De ouders gingen naar de rechter om hem te vragen hun zoon terug te geven. De rechter die net kip aan ‘t eten was zei: uw zoon is zo dood als deze kip. Daarop vloog de kip levend en wel van zijn bord. ( erg kort samengevat) De kip zie je hier overal terug komen. We checken in bij de albergue Casa de Sonto die al bestaat van in de 11 de eeuw. We zijn met vijf in een slaapzaal van 16, dat valt mee. Ik ga de stad verkennen, bij de Hermita komt een priester uit Texas buiten die aan Pierre een paternoster gaf daarstraks. Ik loop langs de hoofdweg om wat geld af te halen, via het Franciscanenklooster en hospitaal ( tegenwoordig een chique hotel) , langs de middeleeuwse stadsmuren terug naar de kathedraal. De kathedraal is geen kerk meer, maar een museum. Terug in de albergue zien we dat er niets te vinden is om te eten, zelfs de automaat is leeg. Pierre gaat mee iets eten in de stad, het worden patatas brava met tomaten salade. Hij vertrekt als eerste om nog wat te tekenen. Bij het afrekenen blijkt dat hij al alles betaalde. Bij de albergue zie ik hem terug staan babbelen met een local. Ik ga binnen en begin aan mijn blog.
Geschreven door Vera.op.pelgrimstocht