Al meer dan dertig jaar staat de “Galleria Naziola dell’Umbria” in Perugia op mijn lijstje en vandaag was het zover. Vroeg vertrokken om op tijd in Perugia te zijn. Natuurlijk moet je ergens parkeren. Meestal wijst zich dat vanzelf, maar Perugia is toch wat groter dan we hadden gedacht. Dat werd dus zoeken naar een plekje. Bijkomend fenomeen is, dat de steden en stadjes hier allemaal van Etruskische oorsprong zijn. Die Etrusken wisten precies waar ze hun steden moesten bouwen, nl. op een heuveltop. Dat was erg handig voor de Etrusken, want vijanden zag je al van verre aankomen. Voor 21e eeuwse Nederlanders ligt dat wat anders. Die willen zo makkelijk mogelijk zo’n stad bezoeken. Als je dan ook nog niet kijkt waar de goede parkeerplekken liggen moet je auto op een obscuur plekje staan op anderhalve kilometer van het centrum. Dat was ons lot.
Gelukkig werden de uitzichten al klimmend naar het centrum steeds mooier. Boven gekomen in het centrum konden we de toeristeninformatie niet vinden. Uiteindelijk gewoon, zoals vroeger, gevraagd en daar lag ook een prachtig parkeerterrein.
Perugia blijkt al met al een wat rommelige stad in tegenstelling tot bijv. Lucca. Eerst natuurlijk dat museum bezocht.
Er liep een te toonstelling waar we eerst doorheen werden geloodst. Daar zag ik het mooiste van misschien wel de hele vakantie. De originele aantekeningen van Galileo Galilei van zijn observaties van de maan.
Het museum was ook verder zeer de moeite waard. De overgang van middeleeuwse kunst naar Renaissance is mooi in beeld gebracht. Storend was wel, dat een horde Franse scholieren was losgelaten in het museum. Dat werkt natuurlijk niet. Ze renden als kippen zonder kop door het museum. Wil je deze kunst toegankelijk maken voor kinderen, dan moet je dat terdege voorbereiden. Nu waren ze ons tot last. Uiteindelijk hebben we gewacht tot ze weg waren. Marijke had inmiddels ook wel genoeg van alle Jezussen, Maria’s en Johannesen de Doper. Ik kan eindeloos naar die kunst kijken, maar ik begrijp haar wel. Zoals het er nu naar uitziet is dit het laatste “Jezusmuseum”, maar je weet het natuurlijk nooit.
Na het museum een broodje gegeten en nog een kleine kapel bezocht met een fresco van Rafael. Op de weg terug nog tien minuten gewacht op een kerk die niet open ging en toen de thuisreis weer aanvaard. Onderweg hebben we nog genoten van een prachtig uitzicht op het meer van Trasimeno. Nu lekker op het terras met een glaasje wijn. Ook hebben we de hop gespot. In Nederland een zeldzame vogel, maar hier waarschijnlijk even algemeen als bij ons de ekster.
Vanavond eten bij “Pelicano” en morgen naar Arezzo.
Geschreven door Bert.en.marijke.fietsen