Tien oma's en een plastic hemel

Indonesië, Ambon

Op 26 mei vlogen we weg uit Japan, en door wat onhandig geplan en last-minute routewijzigingen, hadden we een lange weg voor de boeg. We vlogen eerst naar Taipei, daarna naar Bangkok om vervolgens via een ander vliegveld in Thailand weer naar Jakarta te vliegen. Vanuit Jakarta kwamen we dan eindelijk op zaterdagavond 28 mei aan op Ambon. We hadden 60 uur aaneen gereisd, weinig geslapen en de overstap op Jakarta was een kleine hel. Na het landen hadden we redelijk wat uur to spare, dus zochten we een plekje om te slapen. Het was midden in de nacht, en de temperatuur buiten lag rond de 33 graden. Op de een of andere manier was het voor iedereen dan ook de normaalste zaak van de wereld dat de airco binnen op een graad of 10 werd gezet, dus de hele hal was ijskoud. David viel ondanks de kou bijna direct in slaap, maar toen ik na een kwartier met mijn neus aan het ijzeren bankje zat vastgevroren wist ik dat ik de slaap hier niet zou kunnen vatten. Ik besloot een rondje te lopen en vast te kijken waar we later weer in moesten checken. We moesten bij Terminal 1A zijn, maar waar we ons op dat moment bevonden kon ik nergens vinden. Wel zag ik een bord met een grote pijl, en de cijfers 1 tot en met 6 staan. Ik besloot het voor de zekerheid even na te vragen bij het groepje medewerkers dat verderop stond. De jonge man met wie ik sprak leek niet helemaal te begrijpen wat ik bedoelde (het woord 'terminal' leek me toch wel redelijk belangrijk om eens uit je hoofd te leren als je op een vliegveld werkt, maar wie ben ik), maar na wat gehannes leek het erop dat ik inderdaad de pijl op het bord moest volgen. Hij vroeg hoe laat ik vertrok, waarnaartoe dan, waar ik vandaan kwam, en omdat ik nèt vers vanuit de bescheidenheid van de Japanners vandaan kwam, dacht ik alleen maar 'wat een behulpzame jongen'. Pas toen hij vroeg om mijn Facebook, en daarna de rest ook, dacht ik: 'o sjeezus, krijgen we dit'. Het was een voorbode voor de momenten daarop, en de compleet tegenovergestelde wereld van Tokyo.

Toen het bijna tijd was om in te checken, trok ik mijn berenvel weer aan, liep richting het bankje waar David lag te slapen en tikte voorzichtig de ijspegels van zijn neus kapot. Na wat gemopper en gescheld liep hij eindelijk mee, en toen we bij de gate aankwamen, bleek dat Pakito toch net iets te druk was geweest met mijn Facebook te hosselen om zijn werk te doen en me de juiste informatie te kunnen geven. We zaten in Terminal 2 en moesten de shuttlebus naar Terminal 1 pakken. Bedankt joh! We liepen naar buiten, maar omdat alles nogal 'komt wanneer het komt', besloten we geen risico te nemen en met de taxi te gaan. Het was een korte rit en kostte 24.000 rupiah. Ik had het geld precies gepast, gaf het aan onze chauffeur en ging vast een trolley halen. Onze taxi-man bleek ook al zo'n ongelofelijk fijn figuur, dus die probeerde David wijs te maken dat ik hem een briefje te weinig had gegeven. Opdonderen, zei ik, hij heeft het precies gehad. Nu is het een geluk dat David zo'n lange darm is, want anders had hij wellicht nooit van bovenaf in het borstzakje van de beste man kunnen zien dat hij daar snel het verloren briefje had gestopt. Nadat we met deze oplichter ook weer klaar waren, konden we eindelijk naar onze gate.

Terminal 1A was vele malen drukker dan waar we voorheen waren, en hier begon de fun pas echt. Je zou bijna zeggen dat het een film was, want op het moment dat we uit de taxi stapten, leek het wel alsof iedereen stilstond, zich omdraaide, en ons als een soort debiel aan het aanstaren waren. Ik begreep de heisa niet zo goed, want ben je in een dorp in the middle of nowhere, á la, maar we waren op Jakarta! Genoeg toerisme en genoeg blonde dames (leek mij).
Zo terughoudend en beleefd als de Japanners waren, zo schaamteloos en brutaal waren ze hier. Na honderd keer vragen of ze de tassen moesten dragen, honderd keer proberen om de trolley te duwen, honderd keer proberen een praatje te maken wat eindigde in het vragen van een telefoonnummer. Ik besefte me toen wat een verschil de bevolking kan maken in je ervaring met een land. Toen we eenmaal waren ingecheckt, nog meer mensen ons van top tot teen aan het bekijken waren, zonder terug te lachen als je besloot nog eens te proberen om vriendelijk naar ze te glimlachen, had ik het he-le-maal gehad met Jakarta. Ik maakte een notitie in mijn hoofd om volgende keer een groot spandoek boven mijn hoofd te dragen met daarop iets in de trant van "HET SPIJT ME VRESELIJK, IK WEET HET, HAD IK MAAR NIET BLOND GEBOREN MOETEN WORDEN. EIGEN SCHULD DIKKE BULT".
Om 13:15 was het eindelijk tijd om naar onze eindbestemming te vliegen, en tijdens de drie uur durende vlucht deden we een dutje, lachten wat slap om de gebruikelijke onzin en toen David even in slaap viel oefende ik stiekem mijn Ninja skills voor als er nog één zo'n hongerige Pakito iets durfde te proberen.

Tegen de tijd dat we in Ambon aankwamen, lagen onze oogballen ergens heel diep in onze kassen en konden we nog maar net overeind blijven staan. We konden dan ook wel huilen van geluk toen daar een auto stopte en we allebei voor het eerst kennismaakten met Manuel, David's achterneef, en Ellen, zijn vriendin. We stapten in de auto en godzijdank leek het Ellen een goed idee dat we eerst wat gingen eten. U weet hoe we eraan toe waren na de fantastische ervaringen in Japan (not), en over het algemeen weet ik dat de Indonesische keuken genoeg voor vegetariërs biedt, maar je weet natuurlijk nooit. We stopten bij een restaurantje waarvan ik er ook zoveel in Thailand had bezocht: het was niet om aan te zien, maar dat zegt daar natuurlijk niets over de kwaliteit van het eten. Manuel en Ellen zouden ons de vier dagen dat we er waren het eiland laten zien. Met Manuel was het moeilijk communiceren, maar Ellen konden we makkelijk verstaan en begreep onze grapjes ook direct. We kletsten wat over koetjes en kalfjes en toen het eten kwam, kon ik wel huilen van geluk. Gemarineerde vissen uit de oven, schalen met groenten en gekookte rijst.
Na het eten stapten we de auto weer in, reden nog wat rond in het donker en gingen toen naar de hoofdattractie van deze trip: Oma Tien.
Oma Tien was een oud besje van maar liefst 195 jaar, die samen met haar kinderen, kleinkinderen èn achterkleinkinderen in een huis woonde dat op loopafstand was van ons hotel. Hoewel ze overduidelijk oud was, slecht hoorde en zag, was ze nog ontzettend kwiek in haar bovenkamertje, en het leukste van alles: ze sprak Nederlands met een Indisch accent. Toen ze David voor het eerst zag, dachten we bijna dat dat het einde voor Oma Tien was, want ze schrok zich een hoedje van hoe groot hij was. Na van de schrik te zijn bekomen, gingen we zitten, moesten verplicht nog vanalles eten en drinken en kletsten met haar over Nederland en Ambon. Na zo'n anderhalf uur zaten we knikkebollend in de woonkamer, zei Ellen dat we morgen weer terug zouden zijn, en liepen naar ons hotel voor de langste slaap in ons leven (nouja, voor mij dan. Voor David de slaap die hij meestal in het weekend doet).

Om half 12 's middags (!) werden we wakker, en het was de eerste échte dag in Ambon. Ons hotel bevond zich midden in Ambon City, en vanaf het moment dat we de deur uitstapten bevonden we ons in een chaos van dingen. In de eerste tien minuten dat ik buiten was, merkte ik direct het verschil met Jakarta. Door het verleden van de Molukken en Nederland, ging iedereen er meteen vanuit dat ik uit Nederland kwam. Mensen waren even nieuwsgierig en hielden zich vooral niet in, maar de manier waarop was totaal anders. Mensen riepen 'HOLLAAAAND!', of schreeuwden gewoon maar iets om de aandacht te trekken, maar iedere keer kreeg ik er de grootste glimlach bij. Ik hoefde maar boe of bah te zeggen en iedereen lag in een deuk, kindjes wilden met me op de foto en als we in dorpen kwamen waren de bewonders apetrots dat dit witte spook hun dorpje kwam bezoeken, helemaal vanuit witte spokenland. Veel ouderen kenden door vroeger wat woordjes Nederlands, en die moest ik uiteraard allemaal aanhoren, en de jongere generatie kenden enkel het woordje 'Mister', dus dat riepen ze naar zowel David als mijzelf.
Ambon City was een mega chaos. Verkeer ging alle kanten op en overal lagen immense hopen rommel. Toen David een straatje in liep keerde hij in vijf kleuren groen terug terwijl hij iets mompelde over menselijke ontlasting. Dat zag er voorspoedig uit!
Het uitstapje die dag ging naar Pintu Kota, een grote rotswand in het water aan een stukje strand. Hoewel het uitzicht mooi was, lag ook hier overal plastic en andere zooi, wat we allebei echt ongelofelijk zonde vonden. Onderweg terug naar huis gingen we een klein dorpje in, waar een beekje doorstroomde. In het beekje zaten immens grote palingen, die de jongens uit het dorp in ruil voor wat geld uit hun grotten lokten en ze optilden zodat je ze kon aaien.
Toen we die avond in bed lagen kregen we allebei goed de slappe lach; hadden we nou echt drie uur in een auto gezeten om palingen te aaien? Van toerisme was er duidelijk weinig sprake. Voordat ik in slaap viel bedacht ik nog even giechelend hoe lastig het moest zijn als je een blond meisje bent uit Zweden of Duitsland, en iedereen loopt de hele tijd dolblij met oranje vlaggen in je gezicht te zwaaien. Ga dat maar eens uitleggen.

Op dag twee gingen we zwemmen. Midden op de dag zou het te heet zijn, vertelde Ellen, dus rond half 3 was een goede tijd. We kwamen aan op een klein strandje, eveneens bezaaid met plastic en andere rommel, maar met heel veel leuke kleine hutjes waarin je de lekkerste drankjes kon krijgen. David kon al dagen zijn mond niet houden over zwemmen, dus die wilde er al direct inspringen toen hij mijn twijfel zag. Ik had er al rekening mee gehouden dat ik niet in bikini kon, maar na even rond te kijken dacht ik dat mijn broekje en hemdje zelfs ook nog te bloot zouden zijn. De paar mensen die hier op het strand zaten, waren compleet van top tot teen bedekt, inclusief hoofddoek. Met een soort overduidelijke spotlight op me gericht besloot ik dan toch maar te gaan zwemmen, want daar kwamen we tenslotte voor. David lag al in het water, en toen ik erbij kwam kon ik mijn lach bijna niet inhouden bij het zien van zijn gezicht. 'Wat is dit nou weer voor ranzig water, man' was het enige wat ik hoorde voordat ik bijna in het zeewater stikte van het lachen.
Na het zwemmen aten we heerlijke Rujak; stukjes fruit en groente in een mengsel van pinda's, bruine suiker, chili en olie. Tegen de tijd dat de zon onder ging kwamen er steeds meer mensen op het strand. Bij gebrek aan sneeuw gooiden kindjes zandballen naar elkaar, en hadden de grootste lol in het water. Die avond kregen we opnieuw de slappe lach, hadden we nou echt twee uur in de auto gezeten om in een zee vol rommel te zwemmen?

De derde dag zou de bijzonderste worden, we gingen eerst met de taxi naar Miun, de zwager van Manuel. Hij organiseert zowel duik- als snorkeltrips, en daar konden wij aan meedoen! In tegenstelling tot Manuel kon Miun perfect Engels. We kwamen aan bij zijn huis, en hij is zo iemand die je direct mag als je hem ziet. Vanaf het moment dat hij de deur open deed was het één en al drukte, enthousiasme en grapjes. We zaten ongeveer een uur in de auto toen we bij een verlaten stukje strand aankwamen. Goed, er lag nog een smeulende hoop afval, maar afgezien daarvan waren we eindelijk op een strand dat er uitzag zoals je hoopt dat het eruit ziet.
Er was iets geregeld met een mannetje en een bootje, en een kwartier laten zaten we op het heldere water en konden we het koraal vanaf de boot al zien. Miun, David en ik sprongen eraf, en het snorkelen kon beginnen. We hadden uiteraard al in Australië gesnorkeld, maar op een heel toeristische plek. En meer mensen betekent helaas altijd meer schade. Het rif hier was niet te vergelijken; honderden meters bedekt met de meest kleurrijke visjes en koraal, en het liep af in een gigantische klif, van waaruit zeesterren, vissen en zelfs kleine haaien tevoorschijn kwamen! We snorkelden zo'n anderhalf uur, en toen we uiteindelijk weer terug op het land waren, waren we allebei flabbergasted. Zo'n mooi stukje reef, en we hadden het helemaal tot onszelf gehad! We aten de gado gado die we onderweg ergens hadden opgehaald en kregen voor de honderdste keer in Ambon rillingen van hoe lekker het eten hier was, waar we het ook haalden. Die avond gingen we eten bij Oma Tien, ze vertelde honderduit over de keren dat ze in Nederland op bezoek was. Ze bevestigde wat wij al zagen, dat er tegenwoordig overal zoveel rotzooi op het eiland lag en hoe jammer ze het vond dat we het Ambon van vroeger niet konden zien, maar toen we haar vertelden over het onaangetaste koraalrif was ze blij dat we dat hadden gezien.

De laatste dag verliep redelijk snel, we pakten onze tassen in, deden wat inkopen voor de familie en gingen voor de laatste keer naar het huis van Oma Tien om gedag te zeggen. We hadden wat cadeautjes meegebracht voor de superschattige achterkleinkinderen en dat zorgde direct voor een jolige stemming. We knuffelden iedereen nog een laatste keer, en toen was het tijd om te gaan slapen, want onze wekker was gezet voor 04:30. Ellen en Manuel verschenen net voordat we ons bed indoken nog even voor onze deur, ze hadden een klein cadeautje voor ons gekocht, en een voedselpakket waar een heel land mee gevoerd kon worden voor in het vliegtuig. We bedankten ze voor alle gastvrijheid en lieten ze beloven dat ze ons in Nederland kwamen opzoeken, dan zouden we ze alles laten zien.
Met een voldaan gevoel gingen we naar bed; MORGEN GINGEN WE NAAR DE GILI'S!

Geschreven door

Al 2 reacties bij dit reisverslag

Ambon.......daar is mijn vader geboren en zijn jullie nu geweest. Heel bijzonder.

Marlo 2016-06-04 14:52:15

Ja David en Beau ik kan alleen maar een diepe zucht laten want ik ben zo blij dat jullie dit gedaan hebben. Vele emoties brengt dit bij mij teweeg. Daafje je zult straks pas als je weer terug bent in Nederland je realiseren dat je bij je familie op Ambon bent geweest en dat daar een stukje roots van jou ligt. ❤️

Mama Els 2016-06-04 15:19:49
 

Over deze reis
Aantal reisverslagen:
GPS afstand deze dag:
GPS afstand totaal:
Aantal foto's:
Laatste verslag:
Reisduur:
Reisperiode:

Of schrijf je reisverhalen via de app

Met de Pindat App kun je offline reisverhalen schrijven en foto's toevoegen. Zodra je weer internet hebt kun je jouw verslagen uploaden. Ook via de app plaats je gratis onbeperkt foto's.



Klik op 1 van onderstaande knoppen om de app te installeren.