We verlieten na ons ontbijt het hotel en het mooie, meer luxueuze Campeche. Met de auto reden we meer dan 200 km langs kleine dorpjes zoals Champotón, een klein havenstadje met kleine bootjes en mensen die aan de kustrand in zee aan het vissen waren. Vervolgens reden we verder naar Escárcega, langs een grote verbindingsweg zoals we hier al vaak gezien hebben: doorheen bossen en palmbomen, zonder duidelijke wegaanduiding, af en toe een fietser of voetganger op de baan en slechts enkele tientallen tegenliggers. Het lijkt wel of we in Niemandsland zijn. De dorpjes zijn klein, naar onze normen vervallen en oud, en nergens spreekt men Engels. Gelukkig hebben we potjes groentepap, koeken en chips bij, anders zouden we op onze honger blijven zitten. Om 14u bereiken we uiteindelijk waar we naar op zoek waren: de splitsing naar Calakmul. Een archeologische vindplaats diep verscholen in het regenwoud. We moeten over een pad van 65 km door de jungle rijden om tot bij de oude Mayaruines te komen, en vervolgens hetzelfde pad nog eens 65km terug. Omdat we op het nippertje genoeg brandstof hadden, moesten we op zoek naar een tankstation. In ons beste Spaans, menen we te verstaan dat 1 km hiervandaan iemand met ‘gasolina’ moet zijn. We gingen op zoek en vonden uiteindelijk een klein huisje waar iemand ons 10 liter kon geven. Het dichtstbijzijnde tankstation (Pemex) is echter 65 km hiervandaan, dus we nemen het risico en laten ons helpen door de vrouw met haar oude zeepfles en colafles gevuld met Magna gasolina. We betreden de jungle en als een videospelletjes zigzaggen we over de weg om takken, kraters in de weg en tegenliggers te omzeilen. Als het om te winnen was, won papa de trofee. Hij kon zelfs uitwijken voor een soort wilde bever, en op het laatste stuk van 30 km, waar je maar 30km/u mocht rijden, voor tientallen grote vogels. Arthur vond het hilarisch, die vogels op de weg, die als kippen zonder kop voor onze auto kwamen lopen. “Kippen!!!” riepen we, om topchauffeur papa te waarschuwen. Na anderhalf uur kwamen we eindelijk aan bij de archeologische site, waar slechts een vijftal auto’s geparkeerd stonden. We waren dan ook vrij laat en de laatste bezoekers van de dag, alhoewel we vermoeden dat zowiezo niet veel toeristen zich aan deze tocht wagen. Wat we na onze wandeling van 20 minuutjes (met veel muggen!) te zien kregen, was echter wel meer dan de moeite waard. We kwamen bij een eerste tempel, die we konden beklimmen, vergezeld met enkele aapjes klimmend in de bomen. Daarna zetten we onze tocht verder naar de hoogste piramide van Mexico. We beklommen de toren als echte avonturiers tot op de 45 meter hoge top. We genoten van het prachtige zicht op het regenwoud, wijd uitgestrekt, 180 graden om ons heen. Met veel fantasie zouden we zelfs Guatemala moeten zien, dat maar 30km hiervandaan ligt. Links en rechts verscheen een tempel tussen de bomen, prachtig om te zien. Magnifiek uitzicht, alweer een hoogtepunt van een onvergetelijke reis.
We keerden voldaan terug met de jeep door het oerwoud. Het was al 19u, onze buikjes grommelden en de laatste zonnestralen schenen over het regenwoud. Vanaf het startpunt waar we deze middag vertrokken, moesten we nog 45km rijden tot aan ons volgend hotel. In Mexico wordt het wel heel snel en plots donker, dus reed papa de laatste 30km door het donker, op een baan zonder verlichting. Best wel spannend zo’n ritje in afgelegen gebied, donker, niemand rondom ons. Zelfs ons hotel langs dezelfde lange 168 baan, was amper verlicht. We moesten door een bospaadje en zagen eindelijk de huisjes van het Chicanná Ecovillage Resort. Gezellig, knus, maar door de vermoeidheid en honger, hadden we niet veel tijd om te genieten van ons huisje nummer 253. Snel eten in het restaurantje en dan slapen met het geluid van miljoenen krekels, vogels en Mexicaanse fauna, en hopelijk vannacht niet teveel kriebelbeestjes!
Geschreven door MACtravelling