Wanneer je het zo opschrijft, realiseer je je pas dat drie dagen reizen veel is. Al voelt het gelukkig niet zo. Na onze eerste nacht te hebben geslapen in ons knusse hotel Elle in Tokyo, zijn we alweer op doorreis naar het zuiden. Jamila en ik zijn fan van de 7/11, die ons, net als bij de vorige trip naar Japan, van alles voorziet wat we nodig hebben, en we kunnen gelijk door naar het station. Onze favoriet is de voorverpakte onigiri (een driehoek van rijst gevuld met bijvoorbeeld tonijn en omwikkeld met zeewier).
Onze bestemming: het eiland Kyushu. Dit is het op twee na grootste eiland van Japan, na Honshu en Hokkaido, en heeft een oppervlakte van ongeveer 36.000 km²—ongeveer zo groot als Nederland. Kyushu staat bekend om zijn vulkanische landschappen en warmwaterbronnen (onsen). Dit eiland is de hoofdreden voor onze reis. De komende twee weken trekken we hier rond, om daarna nog een paar volle dagen in Tokyo door te brengen.
Eerste stop: Fukuoka
Fukuoka, de hoofdstad van Kyushu, staat bekend als dé plek voor ramen. En dat zegt wat, in een land waar noedelsoep een nationale trots is. We gunnen onszelf hier dan ook wat rust en culinaire hoogstandjes voordat we verder trekken.
De reis naar Fukuoka maken we met de Shinkansen, de hogesnelheidstrein die met een snelheid van ongeveer 300 km/u grote afstanden aflegt. Toch duurt de rit nog steeds zo’n zes uur. Eigenlijk alsof je eerst naar Europa vliegt, op Schiphol landt, en dan nog de trein naar Berlijn neemt—ongeveer dan, you know what I mean. Elke stad heeft zijn eigen korte melodietje dat speelt bij aankomst en vertrek. Een klein, maar typerend Japans detail dat we kunnen waarderen.
Tijdens de trip rijden we door bekende steden van de vorige reis: Kyoto, Osaka, Himeji en Hiroshima. Kyoto voelt altijd als een stap terug in de tijd, met zijn tempels; Osaka is chaotischer, met een grote Koreaanse gemeenschap—een herinnering aan de tijd dat veel Koreanen hier tijdens de Japanse bezetting naartoe werden gebracht voor gedwongen arbeid; Himeji is bekend om zijn witte kasteel; en Hiroshima blijft een stad die voor zichzelf spreekt.
Buiten de stad wisselen bergen, bamboebossen en stedelijke gebieden elkaar af, en regelmatig doemen honkbalvelden met hoge netten op. Niet gek, want honkbal (yakyū) is de nummer één sport van Japan en overal aanwezig. De steden verdwijnen overigens alleen wanneer we een tunnel doorschieten—want in Japan wijkt de berg, niet het spoor.
Zoals te merken is, ben ik op papier lang van stof. Dat krijg je als je veel reist en vooral zit in een trein of vliegtuig. Gelukkig doen we het om en om...
Na de treinreis zijn we aangekomen in Fukuoka en hebben we ingecheckt in ons hotel: het Lamp Light Book Hotel. Een perfecte plek voor fervente literatuurliefhebbers, al is er één klein nadeel—de enige Engelstalige boeken zijn bedoeld voor op de koffietafel. En laten we eerlijk zijn, mijn Japans is nou niet bepaald goed genoeg om het werk van Kafka te lezen. Soms is mijn Nederlands daar al niet sterk genoeg voor.
Verder niks te klagen over het hotel. De vorige keer in Japan verbleven we vooral in hostels, waar we vaak niet meer dan 3 tot 6 m² per persoon hadden. Dit keer hebben we minimaal 12 m², samen! Inclusief eigen douche en toilet. Luxe!
’s Avonds een klein hapje gegeten—opmerkelijk genoeg niet in een ramenrestaurant, wat gezien Fukuoka’s reputatie bijna een prestatie op zich is. De reden was heel simpel: een bord verkeerd gelezen en toch blijven zitten, omdat er genoeg andere lekkere opties waren. Morgen herkansing, ik gok met de lunch...
Geschreven door Greg-jamilas.reisverhalen