Vandaag weer beter weer. We zijn op de fiets naar Deventer gegaan. Ons daar aangemeld bij de VVV voor een stadsrondwandeling met gids. Die begint om half twee, dus hebben we nog even tijd om wat rond te kijken en koffie te drinken. De standswandeling is erg leuk. We hebben dan een wel een gezellige gids gehad.
De Drie Haringen (Deventer)
De Drie Haringen is een rijksmonument aan de Brink in de Overijsselse stad Deventer. Het ligt achter de Deventer Waag en is daar door een smal straatje van gescheiden.
In 1567 kocht het in de haringhandel rijk geworden lid van het Schonevaardersgilde Herbert Dapper het pand aan. Hij liet het in 1575 verbouwen in een mengeling van Duitse en Vlaamse stijlen. De bestaande gevels dateren voor een belangrijk deel uit die tijd. Het Schonevaardersgilde voerde een wapen met daarop drie gekroonde haringen. Dapper sierde er de gevel van zijn woon- en pakhuis mee. Op een gevelsteen valt nog de oorspronkelijke naam van het huis In di drie vergulde herick te lezen.
De leden van het Schonevaardersgilde dreven handel met Skåne (Schone), tegenwoordig in Zweden, maar vroeger in Denemarken gelegen. Op de heenreis bracht men er per schip laken, wijn en zout. De retourvracht bestond voornamelijk uit haring. In Deventer werd die niet ver van het huis van Dapper gerookt aan de Bokkingshang.
Penninckshuis
Het PenninckhuisIn 1583 liet Herman Penninck de woning met poortgebouw en pronkgevel bouwen. Nadat het pand in 1686 in bezit kwam van de katholieke familie Van Hövell werd er een schuilkerk in gevestigd. Relieken van de heiligen Lebuïnus, Radboud en Marcellinus werden er bewaard. In de 19e eeuw was het weer een woonhuis, maar het raakte in verval. De doopsgezinde gemeente kocht het pand, liet het restaureren en vestigde er in 1891 haar kerkzaal. Anno 2017 doet het huis nog steeds als zodanig dienst. Nu voor doopsgezinden en remonstranten samen.[1] Sinds oktober 2016 is de plaatselijke VVV gevestigd in het entreeportaal en de hal van de kerk.
Het Penninckhuis is op te delen in een rechter en een linker gedeelte. Het rechter deel is bij de restauratie van eind negentiende eeuw ingrijpend veranderd. Het linker deel uit 1583 heeft haar oorspronkelijk uiterlijk grotendeels behouden.[2]
In de borstwering van het rechter deel zijn zes cartouches en mascarons van natuursteen geplaatst. De cartouches zijn in de tweede verdieping geplaatst en de mascarons in de eerste verdieping. De mascarons zijn twee vrouwenhoofden met tussen hen in een leeuwenkop met een ring in zijn mond. De buitenste cartouches zijn blanco en de middelste bevat een vrouwenhoofd.
Het linkergedeelte bevat een topgevel met daarin zes beeldnissen met daarin de personificaties van de deugden. Vanaf rechtsboven zijn dat, met de klok mee: Standvastigheid, Matigheid, Voorzichtigheid, Hoop, Geloof en Naastenliefde.[1] Helemaal bovenaan staat in het fronton de tekst: Renevatum anno 1891. De beelden zijn kopieën, de originelen zijn in 1890 geschonken aan het Rijksmuseum te Amsterdam. In het midden in de borstwering is een gevelsteen aangebracht met het motto van de familie Penninck: "ALST GODT BEHAGET BETER BENYT ALS BECLAGET". Onderaan is een poort aangebracht, direct daarboven bevindt zich een gevelsteen met twee leeuwen die een alliantiewapen vasthouden.
Lebuineskerk: De Engelse missionaris Lebuïnus stak in 768 de IJssel over met het oogmerk de Saksen te bekeren. Hij bouwde op een rivierduin nabij een nederzetting aan een natuurlijke haven de eerste houten kerk. In de negende en tiende eeuw was Deventer in verband met de veroveringen van de Vikingen langs de grote rivieren lange tijd de residentie van de bisschop van Utrecht. Ook in latere eeuwen behield de kerk een belangrijke status binnen het bisdom. De bisschop had een residentie pal ten noorden van de kerk. Bisschop Balderik bouwde in de tiende eeuw ter plaatse de eerste kerk van steen. In 1040 gaf bisschop Bernold opdracht voor de bouw van een grote romaanse basiliek. Aan de kerk was een zelfstandig kapittel met een eigen proosdij verbonden en twintig kanunniken. In 1235 en 1334 werd deze Maria- en Lebuinusbasiliek door brand verwoest.
De huidige kerk, een gotische hallenkerk, kwam tot stand tussen 1450 en 1525. Ze was rijk versierd met muurschilderingen en stond vol heiligenbeelden en altaren. Aan deze katholieke praal kwam een einde toen in 1580 de calvinisten de kerk in bezit namen en haar omdoopten tot Grote Kerk. Het interieur werd ernstig vernield en ten slotte witgepleisterd. In de kerk zijn nog op verschillende plaatsen de gevolgen van de calvinistische beeldenstorm zichtbaar.
Het Jordenshof (Kleine Overstraat). Het laatst overgebleven hofje in Deventer. Gesticht in 1644 door Joachim Keyzer in de Pontsteeg, en voortgezet door zijn schoonzoons Ewold Buser en Hendrik Jordens. Het beheer berust nog bij de fam. Jordens. In 1856 werd het hofje verplaatst naar de huidige locatie. In 1930/1931 is het naar een plan vd Deventer architect ir. Knuttel (1886-1974) vernieuwd.
Deventer heeft enkele hofjes gekend, waarvan er nu nog één over is: het Jordenshofje. Dit hofje is te vinden aan de Kleine Overstraat. Een poortje geeft toegang tot de huisjes, die nog steeds worden bewoond. Wat gebeurde er vroeger in het hofje? We blikken terug.
Familie Jordens
Op de gevelsteen die te vinden is in het Hofje, lezen we dat de provisoren Johan en Peter Jordens in 1644 de huizen in het hofje lieten timmeren. Het hofje bevond zich oorspronkelijk in de Pontsteeg, maar werd in de vorige eeuw naar deze plek verplaatst. De huizen die er nu staan zijn in 1931 gebouwd. Johan en Peter creëerden van het Hofje een liefdadige instelling. Het bestuur van deze instelling is tot op de dag van vandaag in handen gebleven van de familie Jordens, een vooraanstaande Deventer familie van regenten, juristen en bestuurders. Al hun namen staan vermeld boven een stenen bank op het binnenplaatsje.
Alleenstaande vrouwen
In het hofje woonden arme, alleenstaande vrouwen. In de zeventiende eeuw beleefde deze besloten woonvorm een hoogtepunt. De vrouwen hoefden voor hun verblijf in het hofje niet te betalen. Ze moesten elkaar wel helpen, vooral in geval van ziekte. Van de bestuurders ontvingen zij op vaste tijden bier, boter, turf en wat geld. Als de vrouwen kwamen te overlijden gingen al hun bezittingen naar de familie Jordens.
Medisch specialisten
In de jaren 1930-1931 werd op deze plek door architect Knuttel het hofje geheel verbouwd tot zeven aparte woningen rond een tuintje. Na de alleenstaande vrouwen woonden er medisch specialisten in opleiding. De panden worden nu particulier bewoond.
In 1899 is de overdekte open markthal van hout, glas en ijzer, gebouwd door stadsarchitect Mulock Houwer. De hal diende als botermarkt. Het is een houten overkapping met een nok die steunt op gietijzeren pilaren in de op de renaissance geïnspireerde vormen. Het opvallende smeed- en constructiewerk is van ijzergieterij Nering Bögel, wat te zien is op de pilaren. Botermarkt
De boeren uit de omgeving kwamen er hun zelfgemaakte boter verkopen. De afbeeldingen van vaatjes boter in de daklijst herinneren nog aan de bestemming die deze hal heeft gehad. De wethouder H.W.J. van Marle was destijds wethouder van Deventer en schonk het gebouw aan de stad.
Op een gedenksteen, die is aangebracht in de muur aan de Hofstraat, staat vermeld:
1889, UIT BELANGSTELLING IN DEN BLOEI VAN LANDBOUW EN VEETEELT EN VAN DE HANDEL HEEFT MR. H.W.J. VAN MARLE DEZE BOTERMARKT AAN DE GEMEENTE DEVENTER TEN GESCHENKE GEGEVEN.
Verloren schoonheid
Deze locatie diende slechts voor korte duur als Botermarkt. Al kort voor de Eerste Wereldoorlog werd die opgeheven. En veel van de oorspronkelijke schoonheid is verloren gegaan. Bij het bombardement van 15 december 1944 werd de rechtervleugel gebombardeerd en nooit meer herbouwd. Alleen de bevestigingspunten van het verdwenen gedeelte zijn nog te zien. Op een bord aan de voorzijde staat de Latijnse spreuk: FIDE SED QUI VIDE Dat betekent: “Vertrouw, maar ziet toe op wie u vertrouwt”.
Geschreven door Corrie.is.uit