Vele maanden lang had ik me voorbereid met één doel: op 4 april 2020 zou ik aan mijn pelgrimstocht beginnen, van Oostende naar Santiago de Compostella.
Maar toen kwam de coronapandemie.
Iedereen herinnert zich hoe landen in lockdown gingen, en daarmee verdwenen ook mijn plannen in de koelkast. In 2021 twijfelde ik nog over de veiligheid en de beschikbaarheid van slaapplaatsen langs de route, waardoor ik opnieuw besliste mijn pelgrimstocht uit te stellen. In 2022 zorgde een nieuw huis, inclusief renovatie en verhuizing ervoor dat mijn plannen voor Santiago weer naar de achtergrond verdwenen. In 2023 en 2024 vond ik telkens wel een reden om niet te vertrekken, maar de Camino bleef toch in mijn achterhoofd zitten. Regelmatig borrelde het verlangen weer op.
En nu, vijf jaar later 02 mei 2025, is het eindelijk zover! I’m going on an adventure! Weliswaar niet vanaf mijn thuisbasis in Brugge, maar vanuit Saint-Jean-Pied-du-Port.
De Camino Francés
De Camino Francés, of de Franse Weg, is de bekendste en historisch belangrijkste pelgrimsroute naar Santiago. Deze route, beschreven in de “Codex Calixtinus”, werd al in de middeleeuwen bewandeld door pelgrims die eer wilden bewijzen aan het graf van de apostel Jacobus. De route start in Saint-Jean-Pied-du-Port, aan de Franse kant van de Pyreneeën, en loopt door vier prachtige Spaanse regio’s die elk op hun beurt rijk zijn aan geschiedenis en charme: Navarra, La Rioja, Castilla y León en Galicië. Onderweg passeer je historische steden zoals Pamplona, Logroño, Burgos en León, maar ook talloze pittoreske dorpjes waar pelgrims met open armen worden ontvangen.
De Camino is goed gemarkeerd en technisch niet bijzonder zwaar. Met een totale lengte van ongeveer 800 kilometer is de tocht in 30 tot 35 dagen af te leggen.
Verder dan Santiago
Voor veel pelgrims is Santiago de Compostela niet het eindpunt van hun camino. De roep van de zee is onweerstaanbaar, en velen trekken nog verder naar Fisterra en/of Muxía. Ze ontvluchten de drukte van de stad en met hun rugzak opnieuw op de schouders zetten pelgrims hun tocht voort naar Cabo Finisterre (Finisterre in het Castiliaans, Fisterra in het Galicisch).
Voor de Romeinen was dit letterlijk het einde van de wereld.
Fisterra ligt aan de beruchte Costa da Morte, de Kust des Doods, een naam die verwijst naar zowel de talloze schipbreuken die hier plaatsvonden als het beeld van de zon die ‘dood gaat’ in de oceaan. Helaas eist de zee hier nog steeds haar tol, zoals bij de olieramp van de tanker Prestige in 2002, die de kust zwaar vervuilde.
De ruige natuur en de onstuimige zee maken de route tussen Fisterra en Muxía bijzonder aantrekkelijk. Zeker van zon ben je niet—maar dat geldt eigenlijk voor heel Galicië.
De route van Santiago naar Cabo Finisterre telt 89 kilometer. Vanaf Fisterra naar Muxía komen daar nog eens 30 kilometer extra bij. In Fisterra wacht kilometerpaal 0 op je, het symbolische einde van de tocht, waar pelgrims mijmeren bij de onmetelijke oceaan.
’s Avonds verzamelen ze zich om samen de zonsondergang te beleven en om te feesten. Sommigen verbranden er zelfs een klein aandenken aan hun reis, al is dat eigenlijk niet meer toegestaan.
Muxía is een bijzondere plek met een kleine vissershaven, een historisch kerkje (Nosa Señora da Barca) en megalieten uit het neolithische tijdperk die in zee uitmonden.
De route tussen Fisterra en Muxía biedt spectaculaire uitzichten op de oceaan, en de zandstranden nodigen uit tot een verfrissende duik. Wie goed zoekt, vindt er misschien wel een sint-jakobsschelp, het ultieme bewijs voor het thuisfront dat de pelgrimstocht succesvol is volbracht.